Eén van de gedichtjes van Winnie de Poeh attendeert ons erop dat het leven één valpartij is, “als men niet weet van wat en hoe”. Maar weet u wàt en hoè? Laat me een voorbeeld geven van iemand die het wel wist. Het was een wat oudere man, die als oud-student van een theologische faculteit in Chicago (VS), aanwezig was op de jaarlijkse hoogdag van deze campus. Het is een evenement dat midden in de zomer plaatsvindt op een grote weide in open lucht en heeft tot doel om toekomstige studenten warm te maken om te kiezen voor een theologische opleiding.
Ieder jaar worden befaamde denkers uitgenodigd om hun ideeën over godsdienst en christendom en theologie duidelijk te maken vanaf het podium en ook dat jaar werd een befaamd spreker en schrijver uitgenodigd om te komen spreken over een actueel thema.
De spreker in kwestie was dr. Paul Tillich, een man die heel wat boeken op zijn naam heeft en die het jonge en oudere publiek die voormiddag duidelijk maakte “dat de opstanding nooit had plaatsgehad”. Gedurende twee en een half uur, bracht hij het éne argument na het andere, citeerde hij de ene uitspraak na de andere om te bewijzen dat het geloof in de opgestane Jezus vals was, omdat Hij in feite nooit was opgestaan… Met de ondersteuning van al de schrijvers die hij daarvoor citeerde, deed hij dit af als een waanvoorstelling, een illusie, een vervalsing… Zijn conclusie was, dat gezien er geen sprake was van een historische opstanding, het geloof van veel christenen eerder berust op religieuze traditie – zonder grond – maar vooral gebaseerd is op emoties, kortom een fantasie-verhaal.
Het geloof kan je dan omschrijven als “het houvast in de Opgestane Redder die in feite nooit was opgestaan”, althans niet in letterlijke zin.
Na al zijn argumenten en zijn conclusies, werd het stil. Hij kondigde aan dat wie wou, gerust vragen kon stellen. Maar wie zou nog vragen durven stellen aan een wetenschapper die zo bevlogen, met zoveel autoriteit en met zoveel argumenten de feiten op een rijtje had gesteld?
Tenzij… in de hoek van het grasveld stond een oude predikant op en sprak zo luid mogelijk “Mr. Tillich”… ondertussen zocht hij in zijn rugzak een sappig appeltje en nam er een hap van… “ik heb toch een vraag…” terwijl hij rustig verder knabbelde aan zijn appeltje “Ik heb natuurlijk niet al die boeken gelezen die u daar citeert” en verder op het appeltje kauwend : “en ik kan ook niet al die argumenten die u geeft controleren op hun echtheid” appeltje… “ik kan dus ook niets vertellen over het hoe en waarom van al die argumenten van al die geleerden” appeltje… “maar ik heb toch een vraag”. De ogen van het grote publiek waren gericht op die geheimzinnige man en die stak het klokhuis van zijn appel omhoog “Weet u hoe deze appel smaakt? Proeft die zoet of zuur?” Tillich was verbijsterd over deze opmerking en probeerde aan de vraag te ontkomen door diplomatisch te antwoorden: “Maar beste meneer… ik heb uw appel niet geproefd. Hoe kan ik er dan over oordelen of uw appel zoet of zuur is?” De oude predikant besloot kalm maar direct : “Wel Dr. Tillich, dat is uw probleem. Zo kan men alle argumenten bij elkaar zoeken en daar prachtige voordrachten over geven. Maar net zo goed als u niet hebt geproefd van mijn appel, hebt u ook niet geproefd van mijn Jezus!”
Het talrijke publiek kon zich niet inhouden met applaudisseren en gelukwensen aan het adres van de oude predikant. Tillich van zijn kant dankte het publiek voor de aandacht en verliet prompt het podium.
Velen babbelen er vandaag op los. Als ik de uitleg hoor hoe men “het ontstaan van de wereld en van de planten en dieren” beschrijft, dan lijkt het alsof ze er zelf bij waren… Ze hebben zoveel te vertellen over allerlei zaken. Hypothesen worden voorgesteld als de enig denkbare wetenschap en het publiek slikt. Maar wat is hun “grond” van waaruit ze het zeggen? Welk belang hebben ze om zo te spreken?
Heb jij Jezus ʻgeproefdʼ? Anders gezegd: “Ben je al zover met Jezus op weg gegaan, dat je de smaak te pakken hebt en dat je Hem hebt leren kennen?”
Psalm 34:9 nodigt ons nochtans uit om :
“Smaakt en ziet, dat de Here goed is; welzalig de man die bij Hem schuilt.”