Een Verboden Hoofdstuk

Verleden week hebben we gewezen op een passage uit Daniël 5 als de hoeksteen van de” profetie in het verwijzen naar Jezus identiteit. Maar er is nog een ander bijbelhoofdstuk waarop een Vloek rust. Dat is Jesaja 53 – het ‘verboden’ hoofdstuk uit de Bijbel

De 17e-eeuwse joodse historicus, Raphael Levi, zei dat lang geleden de rabbijnen Jesaja 53 lazen in synagogen, maar toen het hoofdstuk “argumenten en grote verwarring” had veroorzaakt, besloten de rabbijnen dat het eenvoudigste zou zijn om die profetie gewoon uit de de Haftaralezingen in synagogen te houden. Daarom stoppen ze als ze Jesaja 52 lezen in het midden van het hoofdstuk en de week daarna springen ze meteen naar Jesaja 54.

Wat is er met Jesaja 53, vraag je misschien af?

In Jesaja 53 profeteert de profeet over de Messias dat Hij verworpen zou worden door zijn volk, zou lijden en sterven in doodsangst en dat God zijn lijden en dood zou zien als een verzoening voor de zonden van de mensheid.

Jesaja leefde en profeteerde omstreeks 700 vC.

Volgens zijn profetie in hoofdstuk 53 zouden de leiders van Israël erkennen dat ze een fout hadden gemaakt toen ze de Messias verwierpen, dus Jesaja zette de profetie in de verleden tijd en omdat hij zichzelf zag als een deel van het volk van Israël, gebruikte hij de meervoudsvorm (wij).

AAN HET EINDE VAN HOOFDSTUK 52 SCHRIJFT JESAJA EEN INLEIDING BIJ HOOFDSTUK 53:

“Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn…”

De term ‘knecht’ wordt verondersteld terug te gaan naar gedeelten eerder in het boek die spreken over ‘de dienaar van de Heer’ (bv in de hoofdstukken 42, 49 en 50, waar de Messias wordt beschreven als een dienaar die lijdt).

“Hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn.”

Dit is om de verhevenheid van de Messias te benadrukken die zou opstaan uit de dood, en opstijgen naar de hemelen om naast de Vader plaats te nemen. Zijn acties zouden Hem een hogere status geven dan elke menselijke koning of heerser.

‘Zoals velen zich over u ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte.’ Voordat de Messias verheven werd, zou Hij lijden en vernederd worden. Zijn lichaam zou zo erg mishandeld en gemarteld worden dat hij misvormd en onherkenbaar zou zijn. “Zo zal Hij vele volken doen opspringen, om Hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij.” Ondanks het verschrikkelijke lijden, zou de dag komen dat koningen Hem met eerbied zouden aanschouwen.

EN DAN HOOFDSTUK 53 ZELF…

“Wie gelooft, wat wij gehoord hebben?” Dit beschrijft het gebrek aan geloof onder het volk van Israël dat niet gelooft wat ze hebben gehoord. Of, het was te ongelofelijk om het te geloven…

“en aan wie is de arm des Heren geopenbaard?” Jesaja noemt de Messias de “Arm des Heren”. Eerder, in hoofdstuk 40, verklaart Jesaja dat de “Arm des Heren” voor hem zou heersen. In hoofdstuk 51 stelden de heidenen hun hoop op de “Arm des Heren”, en de “Arm des Heren” zou verlossen. In hoofdstuk 52 brengt de “Arm des Heren” redding. Nu, in 53, openbaart Jesaja ons dat de “Arm van de Heer” in feite de Messias is. De Messias is deel van God zelf.

“Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; Hij had gestalte noch luister, dat wij Hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij Hem zouden hebben begeerd.”

Hij was een scheut in geestelijk droge grond – er was al 400 jaar geen woord van God geweest.

Hij sprak ons niet aan. We wilden Hem niet. Zijn uiterlijk was niet glorieus of indrukwekkend, en de manier waarop Hij verscheen, zorgde er niet voor dat mensen naar Hem verlangden. In tegenstelling tot wat de rabbijnse Halacha leert, zou de Messias volgens deze profetie niet geboren worden in een prestigieuze rabbijnse familie of opgroeien in de residenties van rijke rabbijnen. We kunnen met zekerheid zeggen dat de uiterlijke verschijning van de Messias helemaal niets bijzonders was.

“Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.”

Het leven van de Messias werd gekenmerkt door pijn, afwijzing en lijden. Hij kreeg niet de eer als de Messias, maar werd veracht en afgewezen door de leiders van zijn volk. Ze beschouwden Hem als een sociaal buitenbeentje, iemand voor wie we ons gezicht zouden verbergen, als iemand die we op straat tegenkomen en waarvoor we ons schamen om Hem te zien. We dachten niet dat Hij het was.

“Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden Hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.” De Messias leed in onze plaats – Hij droeg onze ziekten, ons lijden, onze pijn … en de zonden die we begaan, terwijl wij dachten dat Hij gestraft werd, en dat zijn lijden Gods straf was voor de zonden die Hij zelf had begaan. We begrepen niet dat het voor ONZE zonde was.

“Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.”

Zoals iemand die gewond is neergevallen, of iemand die met kogels is doorschoten – niet door zijn eigen schuld, maar het was onze fout. Hij werd verpletterd vanwege onze onrechtvaardigheden, onze zonden – de straf die we verdienden, kwam op Hem. Op precies deze manier, honderden jaren later, werd de profetie vervuld. Jezus ging naar het kruis om de dood te dragen die wij verdienden. We zijn schapen die zijn afgedwaald. Israël negeerde Hem en ging zijn eigen weg. Hij werd onderdrukt en Hij werd gekweld, maar Hij deed Zijn mond niet open. Zijn waardigheid en het recht op een eerlijk proces werden hem ontnomen. Hij verzette zich niet tegen zijn onterechte vonnis. Hij probeerde niet in opstand te komen of te ontsnappen, en zonder weerstand te bieden aan de onrechtvaardigheden, onderging Hij dit vreselijke vonnis.

Een doodvonnis. Niet voor zijn eigen misdaden, maar die van zijn volk. De Messias zou niet voor zijn eigen zonde sterven, maar voor de zonde van zijn volk – de straf voor hun zonden nam de Messias op zich. Zijn generatie zou hem niet ter sprake willen brengen, maar wou zijn bestaan onder het tapijt vegen. De afgelopen 2000 jaar is Jezus de Messias – het best bewaarde geheim in het jodendom geweest, en dit is waarom hij in het jodendom als “Yeshu” werd bestempeld, wat staat voor “Moge zijn naam en herinnering worden uitgewist”.

Uit : Houvast 1 / 2022