Golgotha

Denk elke dag aan wat Jezus voor jou heeft gedaan, aan Zijn leven, Zijn woorden, Zijn werken en vooral aan Zijn offer dat Hij bracht voor jou. U en ik zijn verloren mensen, er zou geen toekomst zijn voor ons, als niet Iemand de prijs zou hebben betaald voor onze zonden.

In “De Wens der Eeuwen beschrijft E.G.White de gebeurtenissen die plaatsvonden op Golgotha. Heel de hemel en de wereld keek toe.

‘En toen zij aan de plaats gekomen waren die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar.” (Luc.23:33)

“Ten einde Zijn volk door Zijn eigen bloed te heiligen”, heeft Christus “buiten de poort geleden.” (Hebr.13:12) Vanwege de overtreding van de wet van God werden Adam en Eva uit Eden verbannen. Christus moest, als onze plaats­vervanger, lijden buiten de grenzen van Jeruzalem. Hij stierf buiten de poort, waar misdadigers en moordenaars werden terecht­gesteld. Vol betekenis zijn de woorden: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden.” (Gal.3:13)

Een grote menigte volgde Jezus van het gerechtsgebouw naar Golgotha. Het nieuws van Zijn veroordeling had zich door geheel Jeruzalem verbreid, en mensen van alle standen en rangen stroomden naar de plaats der kruisiging. De priesters en oversten waren door een belofte gebonden de volgelingen van Christus geen geweld aan te doen, indien Hijzelf aan hen werd overgeleverd, en de discipelen en de gelovigen uit de stad en de omgeving sloten zich aan bij de menigte die de Heiland volgde.

Toen Jezus voorbij de poort van het hof van Pilatus ging, werd het kruis dat voor Barabbas was gereedgemaakt, op Zijn gekneusde, bloedende schouders gelegd. Twee makkers van Barabbas zouden op dezelfde tijd als Jezus ter dood worden gebracht, en ook op hen werden kruisen ge­legd. De last van de Heiland was te zwaar voor Hem in Zijn zwakke, pijnlijke toestand.

Sinds het paschamaal met Zijn discipelen had Hij gegeten noch gedronken. Hij had in Gethsemane ten dode toe gestreden met satanische machten. Hij had de zielesmart van het verraad verdragen, en gezien hoe Zijn discipelen Hem in de steek lieten en vluchtten. Hij was naar Annas gevoerd, daarna naar Kajafas, toen naar Pilatus. Van Pilatus was Hij naar Herodes gezonden, en dan weer naar Pilatus. Van de ene belediging tot de volgende, van bespotting tot bespotting, tweemaal gemarteld door geseling – die gehele nacht was het ene toneel na het andere van dien aard geweest, dat daardoor de menselijke ziel tot het uiterste beproefd moest worden. Christus had niet gefaald. Hij had slechts woorden gesproken die erop gericht waren God te verheerlijken.

Gedurende de gehele schandelijke vertoning van Zijn verhoor had Hij Zich vastbesloten en waardig gedragen. Maar toen na de tweede geseling het kruis op Hem werd gelegd, kon Zijn menselijke natuur het niet meer verdragen. Hij bezweek onder Zijn last.

De schare die de Heiland volgde, zag Zijn zwakke wankele schreden, maar ze toonde geen medelijden. Zij hoonden en beschimpten Hem, omdat Hij het zware kruis niet kon dragen. Opnieuw werd Hem de last opge­legd, en opnieuw viel Hij uitgeput ter aarde. Zijn vervolgers zagen, dat het onmogelijk voor Hem was, Zijn last verder te dragen. Zij vroegen zich af, of zij iemand konden vinden die de vernederende last zou kunnen torsen. De Joden zelf konden dit niet doen, omdat de veront­reiniging hen zou verhinderen het Pascha te vieren. Zelfs niemand uit het gepeupel dat Hem volgde, zou zich vernederen om het kruis te dragen. Op dit ogenblik komt juist een vreemdeling, Simon van Cyrene, die van het land kwam, de menigte tegen. Hij hoort het gehoon en gespot van de menigte; hij hoort de woorden die vol verachting worden herhaald: Maak ruimte voor de Koning der Joden. Hij blijft staan, verwonderd over het schouwspel; en wanneer hij zijn medelijden uitspreekt, grijpen zij hem en leggen het kruis op zijn schouders.

Simon had over Jezus gehoord. Zijn zonen geloofden in de Heiland, maar hijzelf was geen discipel. Het dragen van het kruis naar Golgotha was een zegen voor Simon, en hij was sindsdien altijd dankbaar voor deze voorzienigheid. Het bracht hem ertoe het kruis van Christus te verkiezen en op te nemen, en voor altijd vol vreugde deze last te dragen.

In de menigte zijn er heel wat vrouwen die de onschuldig veroordeelde volgen naar de plaats waar Hij op wrede wijze zal sterven. Hun aandacht is op Jezus gericht. Sommigen van hen hebben Hem reeds eerder gezien. Sommigen hebben hun zieken en lijdenden tot Hem gebracht. Sommigen zijn zelf genezen. Het verhaal van de dingen die hebben plaatsgevonden, komt ter sprake. Zij verwonderden zich over de haat van de schare jegens Hem, voor Wie hun eigen harten vertederen en bijkans breken. En niet­te­genstaande het optreden van de woedende massa en de boze woorden van de priesters en oversten, geven deze vrouwen uiting aan hun medeleven. Wanneer Jezus uitgeput onder het kruis neervalt, breken zij uit in droeve klachten.’

Dit was het enige dat de aandacht van Christus trok. Hoewel Hij zeer leed, terwijl Hij de zonden der wereld droeg, stond Hij niet onverschillig tegenover een uiting van smart. Hij keek deze vrouwen met teder mede­dogen aan. Zij geloofden niet in Hem. Hij wist dat ze Hem niet beklaagden als iemand die van God gezonden was, maar dat zij werden bewogen door gevoelens van menselijk medelijden. Hij verachtte hun medelijden niet, maar in Zijn hart ontwaakte een diepe sympathie voor hen. “Dochters van Jeruzalem”, zei Hij, “weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen.” (Luc.23:28)

Van het toneel voor Zijn ogen zag Christus vooruit naar het ogenblik van Jeruzalems verwoesting. Bij de verschrikkelijke gebeurtenis zouden velen van hen die nu om Hem weenden, met hun kinderen omkomen.

Van de val van Jeruzalem gingen de gedachten van Jezus naar een groter oordeel. In de verwoesting van de onboetvaardige stad zag Hij een symbool van de uiteindelijke verwoesting die over de wereld zou komen. Hij zei: “Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons en tot de heuvelen: Bedekt ons. Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?” (Luc.23:30,31) Met het groene hout stelde Jezus Zichzelf voor, de onschuldige Verlosser. God liet toe, dat Zijn toorn over de overtreding op Zijn geliefde Zoon viel. Jezus zou voor de zonden der mensen worden gekruisigd. Welk lijden zou dan de zondaar die voortging te zondigen, moeten dragen? Ieder die geen berouw toonde en niet geloofde, zou smart en ellende ondervinden, die met geen woorden kunnen worden beschreven.

Velen van de menigte die de Heiland naar Golgotha volgde, hadden Hem met vreugdevol hosannageroep en wuiven van palmtakken begeleid, toen Hij triom­fantelijk Jeruzalem binnenreed. Maar niet weinigen van degenen die Hem toen hadden toegejuicht, omdat iedereen dit deed, uitten nu de kreet: “Kruisig Hem! Kruisig Hem!” (Luc.23:21)

Toen Christus Jeruzalem binnenreed, waren de verwachtingen van de discipelen ten top gestegen. Zij waren dicht bij hun Meester gebleven, daar zij gevoelden dat het een grote eer was, met Hem verbonden te zijn. Nu, in Zijn vernedering, volg­den zij Hem op een afstand. Zij waren met smart vervuld, en gingen gebukt onder hun teleur­gestelde verwachtingen. Hoe werden de woorden van Jezus bewaarheid: “Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.” (Matth.26:31)

Toen ze op de plaats van de terechtstelling aankwamen, werden de gevangenen op de martelwerktuigen gebonden. De twee rovers verzetten zich hevig in de greep van degenen die hen op het kruis legden; maar Jezus bood geen tegenstand. Ondersteund door Johannes, de geliefde discipel, had de moeder van Jezus de schreden van haar Zoon naar Golgotha gevolgd. Ze had gezien, hoe Hij bezweek onder de last van het kruis, en had verlangd een steunende hand te leggen onder Zijn gewonde hoofd, en dat voorhoofd, dat eens aan haar borst had gerust, af te wissen.

Maar dit droeve voorrecht werd haar niet verleend. Met de discipelen koesterde zij nog steeds de hoop, dat Jezus Zijn macht zou openbaren en Zich van Zijn vijanden zou bevrijden. Opnieuw ontzonk haar de moed, wanneer zij terugdacht aan de woorden waarmee Hij juist die dingen die nu plaats­vonden, had voorzegd. Terwijl de rovers op het kruis werden gebonden, keek zij met angstige spanning toe. Zou Hij, Die het leven aan de doden had gegeven, toelaten dat Hijzelf werd gekruisigd?

Zou de Zoon van God dulden, dat Hij zo wreed werd gedood? Moest zij haar geloof, dat Jezus de Messias was, opgeven? Moest ze getuige zijn van Zijn schande en smart, zonder zelfs het voorrecht te hebben Hem in Zijn lijden bij te staan? Zij zag hoe Zijn handen waren uitgestrekt op het kruis; de hamer en de spijkers werden gebracht, en toen de nagels werden gedreven door het tere vlees, droegen de tot in de ziel getroffen discipelen de be­zwijmende gestalte van de moeder van Jezus weg van het wrede gebeuren. Geen klacht kwam over de lippen van de Heiland. Zijn gelaat bleef kalm en vredig, maar grote droppels zweet stonden op Zijn voorhoofd. Er was geen medelijdende hand om het doodszweet van Zijn gelaat te wissen, noch klonken er woorden van deelneming en onveranderlijke trouw om Zijn menselijk hart te versterken. Terwijl de soldaten hun verschrikkelijk werk verrichtten, bad Jezus voor Zijn vijanden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” (Luc.23:34)

Zijn gedachten dwaalden af van Zijn eigen lijden naar de zonde van Zijn vervolgers, en naar de verschrik­kelijke vergelding die hun deel zou zijn. Er werden geen vervloekingen uitgesproken over de soldaten die Hem zo ruw behandelden.

Geen wraak werd ingeroepen over de priesters en oversten die zich verlustigden over de voltooiing van hun plan. Christus beklaagde hen in hun onwetendheid en schuld. Hij fluisterde voor hun vergiffenis alleen een verontschuldiging: “Want zij weten niet wat zij doen.” (Luc.23:34)

Indien zij geweten hadden, dat zij Iemand Die gekomen was om een zondig geslacht van de eeuwige ondergang te redden, overgaven om te worden gemarteld, dan zouden ze door zelfverwijt en afschuw zijn aan­gegrepen. Maar hun onwetendheid nam hun schuld niet weg; want het was hun voorrecht Jezus te kennen en aan te nemen als hun Heiland.

De tijden zijn niet veranderd. Mensen lijden nog steeds aan dezelfde kwalen als hoogmoed , egoïsme, bezitsdrang, geven zich over aan uitspattingen en laagheid. In onwetendheid wordt ook vandaag geweld gepleegd, worden mensen misleid en wordt onrecht bedreven. En nog steeds bidt Jezus – onze hemelse Pleiter – dat we zouden vergeven mogen worden… in de hoop dat de dag komt dat elke mens erbij stilstaat dat men verloren is, en Jezus ziet als de enige hoop. Denk erover na wat Jezus deed en leed – voor U

Lees verder in: Ellen G.White. ‘De wens der eeuwen’

Hij is opgestaan

“Na zijn opstanding verscheen Jezus aan zijn discipelen op de weg naar Emmaüs. „En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.” (Lucas 24:27). Dit gesprek greep de discipelen erg aan. Hun geloof werd erdoor gesterkt. Zij waren „wedergeboren tot een levende hoop”, zelfs voordat Jezus zich aan hen had geopenbaard.

Christus wilde hun meer inzicht geven en hun geloof vestigen op „het vaste woord der profetie.” Hij wilde dat de waarheid goed tot hen doordrong, niet alleen omdat deze waarheid door zijn persoonlijk getuigenis werd bevestigd, maar ook vanwege de onbetwistbare bewijzen van de symbolen en beelden van de schaduwdienst en van de profetieën van het Oude Testament. De volgelingen van Christus moesten een geloof hebben waar ze rekenschap van konden afleggen. Dit was niet alleen in hun eigen belang, maar ook in het belang van de wereld, die Christus door hun getuigenis moest leren kennen.

Bij het overdragen van deze kennis wees Jezus, als eerste stap, zijn discipelen op “Mozes en al de profeten”.

Deze uitspraak van de opgestane Heiland toont aan welk belang Hij aan het Oude Testament hechtte.

Er kwam een ingrijpende verandering in het hart van de discipelen toen ze het gezicht van hun geliefde Meester weer zagen! (Lucas 24:32). Zij herkenden in Christus „Hem van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten.” Onzekerheid, angst en wanhoop maakten plaats voor absolute zekerheid en een onwankelbaar geloof. Het spreekt vanzelf dat zij na zijn opstanding „voortdurend in de tempel waren, lovende God.”

De mensen die alleen wisten dat Christus een smadelijke dood was gestorven, verwachtten dat het gezicht van de discipelen door verdriet, verwarring en wanhoop getekend zou zijn. Ze straalden echter van blijdschap en overwinning. De discipelen waren grondig voorbereid op het werk dat vóór hen lag. Zij hadden de zwaarste beproeving die zij konden meemaken aan den lijve ondervonden. Zij hadden gezien dat toen naar menselijke berekening alles hopeloos scheen, het Woord van God toch was uitgekomen. Voortaan zou niets hun geloof nog doen wankelen of hun vurige liefde kunnen verminderen. Toen hun verdriet het ergst was, hadden zij „een krachtige aansporing”; de hoop, „een anker der ziel, dat veilig en vast is.” (Hebreeën 6:18,19).

Zij waren getuige geweest van de wijsheid en kracht van God en waren verzekerd dat „noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here.”

Ze zeiden: „In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad.” (Romeinen 8:3839,37). „Maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid.” (l Petrus 1:25). „Wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die te rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.” (Romeinen 8:34).

Uit : De Grote Strijd / E.G.White / hoofdstuk: Licht in de duisternis

Licht in de duisternis

Sinds vele maanden is er bij ons een voorleesuurtje. Momenteel zijn we bezig aan De Grote Strijd en gisteravond lazen we het hoofdstuk ‘Licht in de Duisternis’. Dat wou ik graag met je delen :

“Christus was gekomen op de tijd en wijze die de profetie had voorzegd. De woorden van de Schrift waren in elk onderdeel van zijn werk op aarde in vervulling gegaan. Hij had de boodschap van verlossing verkondigd en „zijn woord was met gezag.” Zijn toehoorders waren ervan overtuigd dat het een boodschap uit de hemel was. Het Woord en de Geest van God bevestigden de goddelijke opdracht van zijn Zoon.

De discipelen waren nog altijd door dezelfde grote liefde met hun Meester verbonden. Toch waren zij overweldigd door onzekerheid en twijfel. Door hun verdriet herinnerden zij zich de woorden van Christus over zijn lijden en sterven niet. Als Jezus van Nazareth werkelijk de Messias was, zouden zij nu toch niet overmand zijn door verdriet en teleurstelling? Deze vraag kwelde hun geest toen Christus in het graf lag tijdens de sombere uren op die sabbat tussen zijn dood en opstanding. Hoewel de volgelingen van Christus bedroefd waren, liet God hen niet in de steek. De profeet had gezegd:

„Al zit ik in het duister, de HERE zal mij tot licht zijn… Hij zal mij uitleiden in het licht; ik zal aanschouwen, hoe Hij gerechtigheid oefent.” „Zelfs de duisternis verbergt niet voor U, maar de nacht licht als de dag, de duisternis is als het licht.”

God heeft gezegd: „Voor de oprechten gaat het Licht in de duisternis op.” „En Ik zal de blinden leiden op een weg die zij niet kenden; op paden die zij niet kenden, zal Ik hen doen treden; Ik zal de duisternis voor hen tot licht maken en de oneffen plaatsen tot een vlakte. Dit zijn de dingen die Ik doen zal en die Ik niet zal nalaten.” (Micha 7:8,9; Psalm 139:12; 112:4; Jesaja 42:16).

De boodschap die de discipelen in de naam van Jezus brachten, was tot in alle bijzonderheden juist en de gebeurtenissen die zij aankondigden, begonnen zich toen al af te tekenen. „De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen”, was hun boodschap. Bij het verstrijken van „de tijd” – „de zeven weken en tweeënzestig weken dus negenenzestig weken van Daniël 9, die zouden reiken tot op de Messias – was Christus door de Geest gezalfd na zijn doop door Johannes in de Jordaan.

Het Koninkrijk Gods dat nabij was, werd bij Christus’ dood opgericht. Maar dat Koninkrijk was geen koninkrijk van deze wereld zoals zij dachten. Het was ook niet het toekomstige, eeuwige Koninkrijk, dat zal worden opgericht wanneer „het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de hele hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten”, dat eeuwige Koninkrijk waarin alle machten Hem dienen en gehoorzamen. (Daniël 7:27).

In de Bijbel wordt de uitdrukking „het Koninkrijk Gods” zowel voor „het koninkrijk der genade” als voor het „koninkrijk der heerlijkheid” gebruikt. Paulus spreekt over het koninkrijk der genade in zijn brief aan de Hebreeën. Nadat

hij heeft gewezen op „Christus, de hogepriester die kan medevoelen met onze zwakheden”, zegt de apostel: „Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden.” (Hebreeën 4:15,16).

De troon der genade stelt „het koninkrijk der genade” voor, want waar een troon is, is er ook een koninkrijk. Christus gebruikt in veel gelijkenissen de uitdrukking „het Koninkrijk der hemelen” om de werking van Gods genade in het hart van de mensen aan te duiden. De troon der heerlijkheid stelt „het koninkrijk der heerlijkheid” voor.

Christus verwijst naar dit koninkrijk wanneer Hij zegt: „Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden.” (Mattheüs 25:31,32).

Dit koninkrijk ligt nog in de toekomst. Het zal bij de wederkomst van Christus worden opgericht. Het „koninkrijk der genade” werd onmiddellijk na de zondeval ingesteld. Toen werd een plan uitgewerkt voor de verlossing van de gevallen mens. Dit koninkrijk bestond toen op grond van de intentie en belofte van God. De mens kon door het geloof burger van dit koninkrijk worden. Toch werd het pas bij de dood van Christus opgericht. Jezus had immers zelfs na het begin van zijn openbaar optreden kunnen afzien van het offer op Golgotha als Hij ontmoedigd was geworden door de hardnekkigheid en ondankbaarheid van de mensen.

De lijdensbeker trilde in zijn hand in de hof Gethsémane. Hij had op dat ogenblik het bloed dat op zijn voorhoofd parelde kunnen afvegen en de schuldige mensheid in haar eigen ongerechtigheid kunnen laten omkomen. Als Hij dat gedaan had, was er geen verlossing mogelijk voor de gevallen mens. Toen Hij echter zijn leven gaf en de doodskreet „Het is volbracht” slaakte, was de uitvoering van het verlossingsplan verzekerd. De belofte van verlossing die aan het gevallen mensenpaar in het paradijs werd gedaan, was bekrachtigd. Het koninkrijk der genade, dat vroeger beloofd was, werd toen opgericht.

Zo werd de dood van Christus, die de discipelen als de definitieve vernietiging van hun hoop beschouwden, juist de eeuwige bevestiging van hun verwachtingen. Hoewel ze erg teleurgesteld waren door zijn dood, was zijn sterven toch het beste bewijs dat hun geloof juist was. De gebeurtenis die hen met droefheid en wanhoop had vervuld, opende de deur der hoop voor elke afstammeling van Adam. Daarin lag het toekomstige leven en het eeuwige geluk voor al Gods trouwe volgelingen besloten.

Jaren en Tijden – Verdriet of Verblijden

We hebben allemaal ons idee over de tijd van ons leven. Het gaat snel. Elke dag sluipt er een dief binnen en steelt je dag. Hij is voorbij en keert nooit meer terug. Wij zijn stervelingen en aan de tijd gebonden. Laten we enkele gedachten over de tijd overwegen… en niets zegt zoveel als een verzameling citaten 

  • 1. Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hebben hun tijd.
  •  2. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om wat geplant is te oogsten.
  •  3. Een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om af te breken en een tijd om te bouwen.
  •  4. Een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.
  •  5. Een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen te verzamelen, een tijd om te omhelzen en een tijd om van omhelzen af te zien.
  •  6. Een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen, een tijd om te bewaren en een tijd om weg te doen.
  •  7. Een tijd om stuk te scheuren en een tijd om te herstellen, een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.
  •  8. Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten, een tijd voor oorlog en een tijd voor vrede. – Prediker, 3:1-8

• Ik denk nooit aan de toekomst.  Die komt snel genoeg.  – Einstein

• De mens meet de tijd en de tijd meet de mens. – Italiaans spreekwoord

• Het is zeker waar wat de filosofie zegt, dat het leven achterwaarts moet worden begrepen.  Maar dan vergeet men het andere principe, dat het voorwaarts moet worden geleefd.  Een principe dat, hoe meer men er over nadenkt, precies leidt tot de conclusie dat het leven tenslotte nooit goed kan worden begrepen, juist doordat geen moment de complete stilte kan bekomen, nodig om zichzelf achterwaarts te oriënteren.  – Søren Kierkegaard

• Iedereen, wat hij ook doet of wie hij ook is, bereikt de toekomst met een snelheid van zestig minuten per uur. – C.S. Lewis

• Veel mensen leven te zeer in het verleden.  Het verleden moet een springplank zijn, geen sofa. – Harold Mac Millan

• Het verleden vergeten is totaal verkeerd.  Als het kan dienen om het bewustzijn van velen te vergroten, moet het opgerakeld worden. – Herbert Marcuse

• Laat ieder zijn gedachten onderzoeken en hij zal ze alle bezig vinden in het verleden en in de toekomst.  Het heden is nooit ons einddoel; het verleden en het heden zijn onze middelen; alleen de toekomst is ons doel.  Aldus leven wij nooit, maar hopen te leven; en altijd ons voorbereidend om gelukkig te worden, is het onvermijdelijk dat wij het nimmer zijn.  – Blaise Pascal

• Nooit is er meer over de toekomst gesproken, dan sinds het moment dat we zelfs niet meer weten of we er nog een hebben. – Jean Rostand

• Toekomstschok :  de duizelingwekkende desoriëntatie teweeggebracht door het voortijdig beginnen van de toekomst.  Waarschijnlijk de belangrijkste ziekte van morgen. – Alvin Tofler

• Laet het kostelijckst van al U niet roeckeloos ontslippen, Dat’s tijd, die snel gaet glippen, Zonder dat hij keeren zal. – Joost van den Vondel

• Wij hebben geen besef van tijd, maar van verloren tijd. – Edward Young

• Het verleden is onze wieg, niet onze gevangenis; er schuilt zowel gevaar als aantrekkingskracht in zijn schone schijn.  Het verleden is een richtingsaanwijzer, geen kopie, voor de toekomst geen herhaling. – Israel Zangwill

12 maanden gezondheid,

52 weken stil geluk,

365 kommerloze dagen,

 een leven in de voetsporen van Jezus,

heilige gedachten, goddelijke krachten,

een lied voor het leven,

een altijddurend streven…

Altijd Goed Nieuws

altijd een tinteling in de ogen…

Een vleugje Natuur

zo helder en puur,

Dankbaar en vrij,

de Hemel nabij.

Terwijl de tijd voorbij ging bedacht ik dit over de tijd… Maar welk een verschil met de Eeuwigheid !

Jezus Wederkomst

Wederkomstverwachting… wat betekent dit voor jou? 

Het zou kunnen dat het je laatste zorg is dat Jezus zal wederkeren. Misschien verwijs je naar de vele keren dat men in het verleden voorspelde dat Jezus zou weerkeren… en het gebeurde niet. Trouwens, waarom zou Hij weerkeren? Zoiets kan je alleen maar begrijpen als je het plaatst in Gods plan met de mensheid. En dat plan wordt openbaar gemaakt door middel van de Bijbel. Nu kan het ook zijn dat je jezelf niet rekent tot die mensen die de Bijbel doorklieven, woord voor woord, om er zoveel mogelijk uit te halen. Nochtans is dat een geweldig iets, wanneer de woorden van dat Oude Boek tot leven komen en je de taferelen die daar geschilderd worden kunt overbrengen naar de tijd waarin we leven. 

Ga terug naar de schepping en je leest daar dat de aarde aan de mens gegeven was om er een hemel van te maken. En enkele bladzijden verder lees je hoe de mens dit uit handen gaf. Met een rijkdom aan voorbeelden, ervaringen, schaduwen en feiten, toont de Bijbel aan dat de mens zijn doel heeft gemist en dat als geheel de aarde niet de hemel is geworden. De realiteit van vandaag is minder fraai dan een ‘paradijs’.  De menselijke geschiedenis toont ons geen opwaartse beweging, maar een verhaal van verval, pijn, bedrog, leugen, opstandigheid, eigengereidheid, hoogmoed en meer van die dingen. 

Het zou je kunnen ontmoedigen dat dit de wereld is waarin we leven. Zoveel gemiste kansen, een doorbroken harmonie, met een enorme prijs van lijden, morele achteruitgang… en dan geven we misschien God de schuld. Heeft Hij met opzet de mens net niet zo perfect gemaakt? Waarom kon Hij het kwaad niet verhinderen? God heeft een risico genomen, net zoals iedere ouder een risico neemt bij de opvoeding van zijn kinderen. Eén ding is zeker: God heeft dit niet zo gewild. En Hij wist dat dit alles zo zou uitlopen, omdat Hij met zijn enorme voorkennis wist waartoe de duivel in staat is. Maar Hij voorzag reeds van voor de schepping in een plan, dat moest afrekenen met de zonde en dat moest voorzien in redding.  De mens zou wel in de wereld leven, maar hij zou ervoor kunnen kiezen om niet van de wereld te zijn. Dat gaf natuurlijk de nodige wrijving, zeker toen het geweten van de mensen begon af te zwakken “en alle overleggingen slechts boos waren”. Temidden van godsverachters voelden de mensen zich als vreemdelingen en bijwoners, pelgrims onderweg naar een beter vaderland.  En elke keer ging van God actie uit om zich kenbaar te maken. Door middel van Abraham zou God zich aan de wereld tonen en mensen uitnodigen voor Zijn wereld. Het was bijna hopeloos hoe dat nageslacht in Egypte een slavenvolk werd waarmee God iets onmogelijks zou uitvoeren. Na machtige manifestaties leidde Hij dit volk in de woestenij en leerde hen wat zij waren vergeten. Met zijn vinger schreef God nu op stenen tafelen het samenlevingscontract dat in de nevelen van de tijd was vergeten, maar met de diepe wens dat die woorden principes zouden worden die “op de tafelen van het hart” van ieder mens zouden staan. Het waren bevrijdende woorden, maar zo anders dan die dingen waar alle andere volkeren naar leefden.  Wanneer je bij Gods geboden zou denken aan verboden, dan heb je ze niet goed gelezen. Alleen de mens die dit niet van harte ervaart, ziet het als beperkingen, een zweepslag elke keer dat je iets doet… 

Ja Satans’ vervalsingen zijn sluw en zijn slavernij komt ons over als bevrijding. Gods bevrijding daarentegen komt voor velen over als een last, een beperking… Zo ervaarden de nakomelingen van Adam en Eva het, tot ze in een helder moment zich bewust werden van de consequenties ! Gods Geest vindt een open deur !

Ik ben ook zo’n slaaf geweest in het figuurlijke Egypte. En op wonderbaarlijke wijze leerde ik God kennen als de Grote Geneesheer, de Wonderbare Raadsman, de Vredevorst, de Almachtige. 

De woestijn, veertig jaar, symbool van een mensenleven… en dan een tegenslag… blijft onze verwachting het beloofde land, of gaan we verlangen naar de “vleespotten van Egypte”? 

Gaf God geen belofte van iets beter? Kunnen we God op zijn woord geloven? Zijn onze ervaringen met God groot genoeg om Hem aan het stuur van ons leven te laten? Een succesvolle reis is in handen van de Stuurman. Het is geen lachtertje als we hobbelen over het traject van de smalle reis, maar de Stuurman kent de weg en is ervaren. 

In de Bijbel is goed nieuws dat grenzen verlegt. De grens van een afgebakend leven, waarvan de dagen zijn geteld, naar eeuwig leven. 

God heeft de grenzen bepaald, omdat zo’n leven volstaat om te bewijzen waar het op aan komt. Als je ziet wat een ellende de mens kan veroorzaken in dat korte leven, kan je wel voorstellen welk een chaos het zou worden als we tien maal langer zouden leven!

De zonde bracht de dood. We weten wat de Bijbel zegt over de doden; zij weten niets. En daar was dan de Satan. Hij suggereerde : “Gij zult volstrekt niet sterven…” En er zijn er vandaag veel die geloven dat mensen na hun dood verder leven…

Hoeveel godsdiensten prediken niet een leven na de dood – op verschillende manieren – in weerkerend leven, in geestelijke zin, als heiligen… Ook de Oosterse religies en de New Age hangen dit aan.  Ze vertellen je dat er geen kwaad is, dat we een deel zijn van de godheid en daarin kan geen kwaad bestaan. Het karma is dat verschrikkelijke wiel van de geschiedenis, van het altijd opnieuw weerkeren – terwijl je niet weet wie je bent of waart – zonder dat de spiraal onderbroken kan worden. 

Dat alles omdat het in de mens ligt om eeuwig te leven. 

Wat is eeuwig leven? Wanneer begint het, voor wie is het? De Bijbel geeft antwoorden. Twee van de twaalf testende waarheden vinden we in in  Openbaring 14:6 en Handelingen 4:12 :

En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie

En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. 

Eens legde Jezus zijn godheid af en kwam in de gedaante van een mens. Hij leefde en leed onder de mensen en gaf een uniek voorbeeld van hoe het mogelijk is om te leven naar Gods wil. Hij stierf en droeg onze schuld op Zich, omdat wij zouden kunnen leven. Zondeloos als Hij was, kon het graf Hem niet vasthouden. 

Jesaja beschreef op zon wonderbare manier honderden jaren van tevoren het leven van Jezus:

Hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.

Zo zag Jesaja de komende Messias honderden jaren voor Jezus geboren werd. Zo werd Hij door zijn discipelen gezien en gaf Hij aan hen en aan ons beloften: de belofte van zijn wederkomst. 

Hij kwam éénmaal als mens naar de aarde. Als Hij wederkomt, zal Hij terugkomen in heerlijkheid. Hij zal geen voet op aarde zetten, maar elk oog zal Hem zien.  In het Nieuwe Testament wordt deze terugkeer 318 keer genoemd. Dat is vaker dan enig ander feit of uitspraak. Het is uiterst belangrijk om daar rekening mee te houden.  Zie naar de vele gelijkenissen die verwijzen naar die ontmoeting : de gelijkenis van de 10 maagden, de verloren zoon, de maaier en alle andere. Ze hebben te maken met deze gebeurtenis waarop we ons kunnen voorbereiden. 

Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.     Mattheus 24:44

Ook in het Oude Testament wordt over deze grote dag geschreven als ‘De dag des Heren’. 

Alles in de Bijbel wijst in de richting van Jezus’ definitieve herstel van het leven. Hij is er al mee begonnen. Je weet het, als je van Hem nieuw leven ontvangen hebt. Op dat moment maak je deel uit van Zijn geheim. Je wordt betrokken in Zijn plannen. 

Wanneer Hij terugkomt weet niemand. God weet het. Maar dat we daar klaar voor moeten zijn is duidelijk. De hele schepping wacht op dat moment.

Het graf is leeg

De verbazingwekkende les die volgt, is een geweldig voorbeeld van waarom elk woord in de Bijbel zo belangrijk is. De moderne vertalingen hebben met veel verzen geknoeid en voor de oppervlakkige lezer van de Bijbel lijkt de vermelding van het mooi opgevouwen doek in dit vers misschien niet belangrijk. Zoals je zult zien, werd het doek achtergelaten als het “visitekaartje” van de Heer! Het is direct verbonden met de tekst in Johannes 14:3 : “En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.”

Weet je waarom Jezus het doek vouwde dat over Zijn gezicht lag tijdens de tijd dat Hij in het graf lag?

Johannes 20:7 vertelt ons dat het zweetdoek, dat over Jezus’ gezicht werd gelegd, niet zomaar opzij werd gegooid zoals de grafkleden. De Bijbel heeft een heel vers nodig om ons te vertellen dat het netjes was opgerold en apart van de grafkleren was geplaatst.

“En op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen van het graf weggenomen was. Daarom snelde zij terug en ging naar Simon Petrus en naar de andere discipel, die Jezus liefhad,  en zei tegen hen: Ze hebben de Heere uit het graf weggenomen, en wij weten niet waar zij Hem neergelegd hebben. Petrus dan ging naar buiten, en de andere discipel, en zij kwamen bij het graf. En die twee liepen samen, maar de andere discipel snelde vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. En toen hij vooroverboog, zag hij de doeken liggen, maar toch ging hij er niet in. Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging het graf wel binnen en zag de doeken liggen. En de zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen maar afzonderlijk, opgerold, op een andere plaats.” Johannes 20:1-7

Was dat belangrijk? Absoluut.

Heeft dat echt iets te betekenen? Ongetwijfeld.

Om de betekenis van het gevouwen doek te begrijpen, moet je een beetje begrijpen van de Hebreeuwse cultuur en traditie. Het opgevouwen doek had te maken met de meester en knecht, en elke joodse jongen kende deze traditie.

Toen de bediende de eettafel voor de meester dekte, zorgde hij ervoor dat het precies was zoals de meester het wilde..

De tafel was perfect ingericht en dan wachtte de knecht, net uit het zicht, tot de meester klaar was met eten, en de knecht durfde die tafel niet aan te raken, totdat de meester klaar was.

Nu, als de meester klaar was met eten, zou hij van tafel opstaan, zijn vingers en mond afvegen en zijn baard schoonmaken, en dan zou hij het servet verfrommelen en het op tafel gooien.

De bediende zou dan weten de tafel af te ruimen. Want in die tijd betekende het achtergelaten servet: ‘Ik ben klaar’.

Maar als de meester van de tafel opstond, zijn servet oprolde en naast zijn bord legde, zou de dienaar de tafel niet durven aanraken, want……….. Het opgerolde servet betekende, ‘Ik kom terug!’

Jezus komt terug! Vind je het niet geweldig hoe onze Hemelse Here aandacht besteedt aan elk klein detail?! Jezus zei of deed niets dat geen deel uitmaakte van het vervullen van Zijn doel.

Het servet werd in de Bijbel opgetekend als een teken van de wederkomst van Jezus Christus. Het was Zijn “visitekaartje”.

Openbaring 22:20 “Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!”