Ten ondergang gedoemd

‘De triomfantelijke intocht van Christus in Jeruzalem was een zwakke voorafschaduwing van Zijn komst op de wolken des hemels in macht en heerlijkheid, te midden van het gejubel der engelen en de vreugde der heiligen. Dan zullen de woorden die Christus sprak tot de priesters en Fari­zeeën, vervuld worden: “Gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij Die komt in de naam des Heren!” (Matth.23:39)

Aan Zacharia werd in een profetisch visioen die dag van uiteindelijke triomf getoond: en hij zag ook de ondergang van hen die bij de eerste komst Christus hadden verworpen. “Zij zullen Hem aanschouwen Die zij doorstoken hebben, en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over Hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene.” (Zach.12:10)’

‘Dit schouwspel zag Christus reeds voor Zich, toen Hij naar de stad keek en over haar weende. In de tijdelijke verwoesting van Jeruzalem zag Hij de uiteindelijke vernietiging van dat volk dat schuldig was aan het bloed van de Zoon van God.

De discipelen zagen de haat van de Joden tegen Christus, maar zij zagen nog niet in, waartoe deze zou leiden. Zij begrepen de ware toestand van Israël nog niet; evenmin konden zij de vergelding die over Jeruzalem zou komen, verstaan. Dit openbaarde Christus hun door een veelbetekende aanschouwelijke les.

De laatste roep die tot Jeruzalem was gericht, was tevergeefs geweest. De priesters en de oversten hadden gehoord hoe de profetische stem uit het verleden weerklonk via de menigte, als antwoord op de vraag: “Wie is dit?” (Matth.21:10) maar zij aanvaardden deze stem niet als die van de Inspiratie. In hun woede en verbazing probeerden zij het volk tot zwijgen te brengen. Er bevonden zich Romeinse ambts­dragers onder de menigte, en bij hen klaagden de vijanden van Jezus Hem aan als leider van een opstand. Zij deden het voorkomen, dat Hij op het punt stond de tempel in te nemen en als koning over Jeruzalem te gaan regeren[…]’

‘Ze werden ontroerd door een medegevoel dat zij niet konden be­grijpen. In plaats van Jezus gevangen te nemen, waren zij meer geneigd Hem eer te bewijzen. Zij wendden zich tot de priesters en oversten en beschuldigden hen ervan, dat zij verwarring hadden gesticht. Deze leiders, verbitterd en verslagen, wendden zich tot het volk met hun klachten, en rede­twistten heftig onder elkander. Intussen ging Jezus onopgemerkt naar de tempel. Daar was alles rustig, want het gebeuren op de Olijfberg had de mensen weggeroepen. Een korte tijd bleef Jezus in de tempel en keek ernaar met droeve ogen. Daar­op trok Hij Zich met Zijn discipelen terug en keerde weer naar Bethanië. Toen de mensen Hem zochten om Hem op de troon te plaatsen, was Hij niet te vinden.

De gehele nacht bracht Jezus door in gebed, en ’s morgens ging Hij weer naar de tempel. Op weg daarheen kwam Hij langs een tuin beplant met vijgebomen. Hij werd hongerig. “En toen Hij van verre een vijgeboom zag die bladeren had, ging Hij daarheen om te zien of Hij er ook iets aan vinden zou. En erbij gekomen, vond Hij er niets aan dan bladeren; want het was de tijd niet voor vijgen[…]’

‘Christus sprak er een vernietigende vloek over uit. “Nooit ete meer iemand vrucht van u in eeuwigheid!” (Marc.11:14) zei Hij. De volgende morgen, toen de Heiland en Zijn discipelen opnieuw op weg waren naar de stad, trokken de dorre takken en wegkwijnende bladeren hun aandacht. “Rabbi”, zei Petrus, “zie, de vijgeboom die Gij vervloekt hebt, is verdord.” (Marc.11:21)

God “heeft een welbehagen in goedertierenheid.” (Micha 7:18)
“Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze.” (Ez.33:11)
Voor Hem is het werk van verwoesting en het aan­zeggen van een oordeel een “vreemde daad.” (Jes.28:21)

Maar in genade en liefde licht Hij de sluier op van de toekomst, en laat de mensen de gevolgen zien van een zondig leven. Het vervloeken van de vijgeboom was een sprekende gelijkenis. Die onvruchtbare boom, die met zijn aan­mati­gende lommer praalde voor de ogen van Christus Zelf, was een symbool van het Joodse volk.
De Heiland wilde Zijn discipelen de oorzaak en de stelligheid van Israëls ondergang duidelijk maken. Voor dit doel gaf Hij de boom kwaliteiten, en maakte hem zo tot een verklaarder van goddelijke waarheid.’

‘De Joden onderscheidden zich duidelijk van alle andere volken, doordat zij beleden God trouw te zijn. Zij waren bijzonder door Hem begunstigd en maakten meer dan andere volken aanspraak op rechtvaar­digheid. Maar zij waren verdorven door liefde voor de wereld en winstbejag. Zij gingen prat op hun kennis, maar waren niet op de hoogte van Gods geboden, en ze waren vol huichelarij. Zoals de onvruchtbare boom, spreidden zij hun opzichtige takken uit, weelderig om te zien en schoon voor het oog, maar zij gaven “niets dan bladeren.” (Marc.11:13)’

De Joodse godsdienst, met zijn prachtige tempel, zijn gewijde altaren, zijn priesters met de heilige hoeden op, en zijn in­drukwekkende plechtigheden, was prachtig wat het uiterlijk betreft, maar nederigheid, liefde en welda­digheid ontbraken eraan.

Geen van de bomen in de boomgaard droeg nog vruchten; maar de bladerloze bomen wekten geen verwachtingen en stelden niet teleur. Door deze bomen werden de heidenen voorgesteld. Zij waren even verstoken van godsvrucht als de Joden; maar zij hadden niet beleden dat Zij God dienden. Zij hielden niet vol grootspraak de schijn van goedheid op. Zij waren blind voor de wegen en werken[…]’

Het is ook geschreven als waarschuwing voor ons.

Uittreksel uit: Ellen G.White. ‘De wens der eeuwen’.

Geloven is niet…

Wanneer men spreekt over “geloof en gelovig zijn” denken velen aan (lid zijn van) een christelijke kerk. De Bijbel echter spreekt niet over en verwijst ook niet naar welke kerk ook. Als de Bijbel het heeft over “geloof en geloven”, wil God de aandacht trekken op wat Hij de mens aanbiedt, op wat de condities zijn voor een diepgaand en heilzaam leven – op Zijn aanbod: een gezegende relatie met Hem.

De geschiedenis bewijst overvloedig dat welke kerk ook, slechts een verzameling is van individuen die een theorie aanvaard hebben, eigen aan de kerk waarvan zij lid zijn. Velen van hen zijn zich zelfs niet bewust van de betekenis van wat ze geloven. Vaak is men zelfs niet trouw aan de leer van de kerk waartoe men behoort.

De bron van geloof- en levenskracht wordt niet gevonden in een mens, wie of wat hij ook mag zijn of van zichzelf beweert te zijn. Jezus zegt dat de geloofsbron alleen gevonden wordt in elk woord dat van God uitgaat. (Matteüs 4:4;  Psalm 119:105;  Spreuken 6:21,22,23)

Het is dan ook noodzakelijk de woorden van God (de goddelijke geloofsregels) te leren kennen en ze in alle eenvoud gelovig te aanvaarden, er niets aan toe te voegen en er niets van af te doen.(zie:Openbaring 22:18-19; Spreuken 30:5-6;  Deuteronomium 12:32; Deuteronomium 4:2;  Matteüs 5:17-19) 

Om die reden ook vraagt Jezus elk woord van God te aanvaarden, elke dag te beleven en anderen erin te onderwijzen.

Wanneer iemand slechts een stukje van het geheel aanbiedt en met de rest geen rekening houdt, legt deze persoon een vernietigend fundament in wat hij doorgeeft. Dan zal de levenskracht van dat Bijbelgedeelte zijn waarde verliezen. Dan zal de herscheppende energie van de ware christelijke leer, de dynamische kracht van het leven, gebrekkig of helemaal niet ervaren worden. Het is terecht dat Paulus bevestigt:

        Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.   2Timoteüs 3:16-17

Voor alle veiligheid is het aanbevolen om de raadgeving van Paulus te volgen, zoals beschreven in Hebreeën 12:2:

     Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder van het geloof. 

Voor alle veiligheid, laten we, kerkelijke geloofsregels toetsen aan Gods geschreven woord opdat onze geloofslevensweg veilig gebouwd zou zijn op het Woord van God.

L. Pollin

Emoties

Emoties zijn een essentieel onderdeel van de persoonlijkheid van de mens.  Ze kunnen ons krachtig motiveren, zowel in het goede als in het kwade. En afhankelijk van welke emoties het zijn, kunnen we gelukkig, verdrietig, angstig of blij zijn. “Positieve” emoties kunnen voldoening geven en een gevoel van welzijn; “negatieve” emoties kunnen pijn en angst veroorzaken. De eerste zullen geestelijke gezondheid bevorderen, maar wanneer we lang worden blootgesteld aan “negatieve” emoties dan zal dat allerlei problemen geven in gedrag en relaties. Dus emoties spelen een belangrijke rol bij onze algehele beleving van welzijn.

God wil dat wij genieten van de effecten van positieve emoties. Maar vanwege de zonde hebben we vaak te maken met negatieve effecten van onze negatieve emotionele ervaringen. Ook mensen in de Bijbel waren niet immuun voor emotionele hoogtepunten en dieptepunten. Er waren mensen bij die erin slaagden om daar controle over te krijgen, maar anderen niet. Zij lieten toe dat negatieve emoties hen dreven tot verkeerde acties. 

Het is niet gemakkelijk om de relatie tussen emoties en gedrag aan te geven. Er kunnen momenten zijn dat pijnlijke emoties ons op de knieën brengen om God te zoeken als ultieme bron van hulp en steun. Maar deze worstelingen kunnen er ook toe leiden dat mensen het geloof vaarwel zeggen. Het is dan belangrijk dat we meer leren over onze emoties en de manier waarop zij invloed hebben op ons leven.

Negatieve emoties

Lees 2 Samuël 13, een verhaal dat bol staat van negatieve emotionele ervaringen. Te midden van deze worsteling veroorzaakten de betrokkenen bij elkaar lichamelijke en emotionele pijn. Het gevolg van hun gedrag had invloed op de hele koninklijke familie, en zelfs op toekomstige generaties.

Welke emotionele gevoelens kunnen we onderkennen bij de betrokkenen: Amnon, Tamar, David, Absalom?

“De liefde” die Amnon voelde voor Tamar kon nooit echte liefde zijn, maar veel meer een seksuele gedrevenheid, want zodra hij had gekregen wat hij wilde, “welde een diepe haat” in hem op (vers 15). De ervaring van Amnon laat twee emotionele extremen zien: ongecontroleerde passie (in de context van een incestueuze relatie) en haat. 

Het gedrag dat hoort bij deze emoties is altijd uit balans en heeft ernstige gevolgen. De “liefde” van Amnon veranderde van het ene op het andere moment in haat. Hij negeerde het smeken van zijn zuster en liet haar met geweld uit zijn huis zetten.

Tamar was het slachtoffer. Ze was niet op de avances van Amnon ingegaan en dat frustreerde hem. Ze diende haar broer, in gehoorzaamheid aan de koning. En toen de bedoeling van Amnon duidelijk werd, deed ze haar best om hem op andere gedachten te brengen door duidelijk te maken wat de afschuwelijke gevolgen zouden zijn van zo’n daad. Maar hij was vastbesloten om te krijgen wat hij wilde, Amnon luisterde niet naar goede raad. Dus hij voerde zijn plan uit.

Zoals elke vrouw die het slachtoffer is van verkrachting of misbruik, zal Tamar zich boos, vernederd, en gebruikt hebben gevoeld. En ook zal ze zeker een gevoel van minderwaardigheid hebben gekregen. 

Haar broer Absalom troostte haar niet, maar gaf haar de raad om erover te zwijgen. Intussen maakte Absalom plannen om Amnon te doden en zo haar verkrachting te wreken (Bovendien zorgde het uit de weg ruimen van Amnon ervoor dat hij meer kans had op de troon van Israël). David, die van allemaal de vader was, moet zich ook boos en verdrietig hebben gevoel over deze gebeurtenissen.

Op welk moment heb jij haat, verdriet, angst, woede, of jaloezie ervaren? Hoe ben je daarmee omgegaan? Wat zou je anders hebben willen doen?

Positieve emoties

Negatieve emoties zoals haat, bezorgdheid, vrees, woede, en jaloezie zorgen voor onmiddellijke lichamelijke reacties: een hart dat bonst, spanning in de spieren, een droge mond, het koude zweet dat uitbreekt, een rond draaiende maag, en allerlei andere lichamelijke uitingen. Er zijn aanwijzingen dat als we lang worden blootgesteld aan deze symptomen er problemen kunnen ontstaan met ons hart en onze spijsvertering.

Positieve emoties daarentegen, zoals barmhartigheid, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, en geduld worden geassocieerd met een gevoel van welzijn, een positieve kijk, en een optimale relatie met anderen en met God.

Positieve psychologie, een nieuw ontwikkelde en breed gedragen vorm van psychologie, is erop uit om positieve emoties te bevorderen zodat geluk toeneemt en om mentale ziektes te voorkomen. Het is bewezen dat het koesteren van negatieve emoties schade brengt aan gezondheid en het leven kan verkorten. Het bevorderen van een positieve kijk op het leven kan gezondheid en levensduur ten goede komen. Met andere woorden: hoe positiever je in het leven staat, hoe meer je van een goede gezondheid kunt genieten.

Lees Galaten 5:22. In welk opzicht kan de vrucht van de Geest verschil maken in de manier waarop mensen door het leven gaan?

En Kolossenzen 3:12-14:

     Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.

    Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Heer u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.

     En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid.

Wat is volgens Paulus de meest positieve emotie? Wat betekent het om “jezelf te kleden” zoals in dit gedeelte wordt aangegeven? Wat is het gevolg wanneer iemand de woorden van Paulus in dit gedeelte in praktijk brengt?

Liefde is meer dan een emotie, maar toch is het wel de allerbeste emotie. God is liefde, en het is zijn bedoeling dat zijn kinderen elkaar over en weer liefhebben. Hij wil dat wij weten wat het betekent om God lief te hebben en door hem geliefd te worden. Liefde brengt een hele schakering aan andere positieve emoties voort die zorgen voor gewenst en aantrekkelijk gedrag.

Op welke manier heeft jouw emotionele toestand invloed op je gedrag? Waarom is het belangrijk om geen beslissingen te nemen wanneer je in een emotionele roes verkeert, of die nu positief of negatief is?

Gods plan voor pijnlijke emoties

Lees Johannes 16:20-24. Wat is de belofte van Jezus met betrekking tot pijn en verdriet?

Het gedeelte biedt geweldig veel hoop aan iedereen die door lichamelijke en psychische pijn gaat. Hier zijn een paar dingen die we uit dit Bijbelgedeelte kunnen leren:

°  Het lijkt alsof de wereld vol blijdschap is. Vaak kijkt de gelovige om zich heen en dan wordt hij eraan herinnerd hoe oneerlijk het leven is. Slechte mensen lijken altijd te genieten, terwijl veel mensen die aan God zijn toegewijd pijn lijden. Maar Jezus verzekert ons dat dit niet altijd zo blijft. Bovendien is de buitenkant vaak misleidend. We hebben de neiging om te denken dat anderen gelukkiger en succesvoller zijn dan wij.

°  Rouw, verdriet en angst zullen veranderen in vreugde. Dit is het hart van de belofte van Jezus. Gelovigen moeten de gedachte koesteren dat er een einde zal komen aan het verdriet, en dat niet alleen: verdriet zal moeten wijken voor vreugde.

°  De pijn uit het verleden wordt vergeten. Herinneringen aan het onplezierige verleden zijn vaak de reden voor veel verdriet. Psychotherapeuten doen veel om de effecten van het verleden weg te nemen in het dagelijkse leven van hun cliënten. Jezus verzekert ons dat we de pijn vergeten, net zoals een vrouw die een baby baart haar pijn vergeet, zodra de baby ter wereld is. Zijn volgelingen zullen op een dag de pijn voorbij zijn.

°  Niemand kan onze vreugde wegnemen. Het soort vreugde die Jezus aanbiedt is niet dezelfde vreugde zoals wij die kennen. Jezus biedt ons volkomen geluk, een eeuwige toestand die niet weg geroofd kan worden van mensen die gered zijn.

°  Er zal geen nood meer zijn. Jezus bevestigt dat de rechtvaardigen niet langer iets nodig hebben. Ze hoeven Jezus niet meer te bidden en te smeken, want in al hun noden is voorzien.

Hoe kun je vasthouden aan de belofte dat je verdriet zal veranderen in vreugde? Hoe kan deze zekerheid jou helpen te midden van de tegenspoed in het leven? 

Hoe kun je de beloften van Jezus gebruiken om iemand die verdriet heeft te bemoedigen?

uit HouVast 1/2013 Ondertussen zijn we jaargang 2024 gestart. In het eerste nummer : Lang niets gehoord van God? – Waarom God mensen schiep -Wonderbare ogen – Het oor, meesterlijk ontwerp

Dr. Julian Melgosa

De lessen van Jezus

In het onderwijs van de Heiland door middel van gelijkenissen vinden we een heenwijzing naar wat ‘hogere opvoeding’ vormt. Christus had voor de mensen de grootste waarheden van de wetenschap kunnen openen. Hij had verborgenheden kunnen ontsluieren waarvoor eeuwen van arbeid en studie nodig zijn geweest om ze te doorgronden. Hij had suggesties kunnen doen op wetenschappelijk vlak waardoor stof tot nadenken en stimulansen voor uitvindingen tot het einde waren geleverd. Dit heeft Hij echter niet gedaan. Hij heeft niets gezegd om de nieuwsgierigheid te bevredigen of aan de eerzucht van de mens te voldoen door deuren naar wereldse grootheid te openen. Bij al zijn onderricht bracht Christus de gedachten van de mens in aanraking met de Oneindige. Hij zei niet dat de mensen menselijke meningen over God, diens Woord of werken moesten bestuderen. Hij leerde hen dat zij Hem moesten zien, zoals Hij werd geopenbaard in zijn werken, in zijn Woord en zijn voorzienigheid.

Christus besprak geen abstracte theorieën, maar dingen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van het karakter, zaken die de mogelijkheid van de mens om God te leren kennen vergroten en hem beter in staat stellen goed te doen. Hij sprak met de mensen over die waarheden die verband houden met dit leven en die betrekking hebben op de eeuwigheid.

Het was Christus die voor Israëls opvoeding zorgde. Hij had gezegd: “Gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.”  (Deuteronomium 6:7-9)

In zijn eigen onderricht liet Jezus zien hoe dit gebod vervuld moet worden, hoe de wetten en beginselen van Gods koninkrijk zo kunnen worden gebracht dat hun schoonheid en betekenis openbaar wordt. Toen de Here Israël opleidde als bijzondere vertegenwoordigers van Hemzelf, gaf Hij hun woningen tussen de heuvels en de dalen. In hun gezinsleven en godsdienst werden zij steeds in aanraking gebracht met de natuur en met Gods Woord. Zo onderwees Christus zijn discipelen aan het meer, op de berghelling, in de velden en wijngaarden, waar zij de dingen in de natuur waarmee Hij zijn lessen illustreerde, konden zien. En terwijl zij van Christus leerden, brachten zij hun kennis in praktijk door Hem te helpen in zijn werk.

Op deze wijze moeten wij door de schepping de Schepper beter leren kennen. Het boek van de natuur is een groot studieboek dat wij samen met de Bijbel moeten gebruiken om anderen te onderwijzen over zijn karakter en om de verloren schapen terug te leiden naar Gods kudde. Terwijl Gods werken worden bestudeerd, dringt de Heilige Geest Zich met overtuiging op. Logisch redeneren brengt geen overtuiging. Wanneer de geest niet zozeer verduisterd is dat men God niet kent, wanneer het oog niet te zeer verzwakt is om God te zien of het oor te zeer is verstopt om zijn stem te horen, wordt de diepere betekenis duidelijk en dringen de prachtige, geestelijke waarheden van het geschreven Woord door tot het hart.

In deze lessen, rechtstreeks uit de natuur genomen, is een eenvoud en zuiverheid die ze van onschatbare waarde maakt. Iedereen heeft behoefte aan de lessen die aan deze bron worden ontleend. De schoonheid van de natuur trekt op zichzelf reeds de mens af van werelds vermaak en zonde naar reinheid, vrede en God. Maar al te vaak is de geest van studenten bezig met menselijke theorieën en veronderstellingen: zogenaamde wetenschap en wijsbegeerte. 

Zij moeten in nauwe aanraking met de natuur worden gebracht. Zij moeten leren dat de schepping en het christendom één God hebben. Zij moeten de harmonie leren zien tussen het natuurlijke en het geestelijke. Alles wat hun ogen zien en hun handen tasten moet als les worden gebruikt bij het bouwen aan het karakter. Zo zullen mentale krachten worden gesterkt, zal het karakter worden ontwikkeld en het hele leven worden veredeld.

Christus’ doel met het onderwijzen door gelijkenissen was rechtstreeks in overeenstemming met het doel van de sabbat. God heeft aan de mensen het gedenkteken van zijn scheppingsmacht gegeven, opdat zij Hem in de werken van zijn handen zouden kunnen ontdekken. 

De sabbat vraagt ons de heerlijkheid van de Schepper te zien in zijn geschapen werken. Omdat Hij dit wilde doen verbond Jezus zijn kostbare lessen met de schoonheid van de natuurlijke dingen. Op de geheiligde rustdag moeten wij meer dan op andere dagen de boodschap bestuderen die God ons door de natuur heeft gegeven. Wij moeten de lessen van de Heiland bestuderen waar Hij ze heeft gesproken, in de velden en bossen, onder de open hemel, tussen gras en bloemen. Wanneer wij het hart van de natuur naderen, maakt Christus zijn tegenwoordigheid aan ons merkbaar en spreekt Hij tot ons van zijn vrede en liefde.

Christus heeft zijn onderricht niet alleen verbonden met de rustdag maar ook met de werkweek. Hij heeft wijsheid voor iemand die ploegt en zaait. In het ploegen en zaaien, het bewerken van de grond en het oogsten, leert Hij ons zien hoe de genade in het hart werkzaam is. Zo wil Hij dat wij in elke vorm van nuttige arbeid en elke bezigheid in het leven een les van goddelijke waarheid ontdekken. Dan zal ons dagelijks werk niet langer al onze aandacht opeisen en ons God doen vergeten. Het zal ons juist blijven herinneren aan onze Schepper en Verlosser. De gedachte aan God zal als een rode draad lopen door onze huiselijke plichten en bezigheden. De heerlijkheid van zijn aanschijn zal voor ons weer op de natuur rusten. Wij zullen steeds nieuwe lessen leren van hemelse waarheden en opgroeien naar het beeld van zijn reinheid. Op deze wijze zullen wij door de Here onderwezen worden en op de plaats waar wij ons werk hebben, blijven voor God.’ (Jesaja 54:13; 1 Korintiërs 7:24)

E.G. White

    De les van de gelijkenissen

    Christus’ blik op de waarheid was zo ruim en zijn leer was zo veelomvattend, dat elke fase van de natuur gebruikt werd om de waarheid te illustreren. 

    De tonelen waarop dagelijks het oog rust werden verbonden met een of andere geestelijke waarheid, zodat heel de natuur bekleed is met de gelijkenissen van de Meester.

    In het begin van zijn openbaar werk had Christus zo duidelijk tot de mensen gesproken, dat al zijn toehoorders de waarheden hadden kunnen bevatten, die hen wijs konden maken tot zaligheid. Maar in veel harten had de waarheid geen wortel geschoten. Heel spoedig was ze weggenomen. “Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen,” zei Hij, “omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen .. . Want het hart van dit volk is vet geworden en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten.” (Mattheüs 13:13-15)

    Jezus wilde graag vragen uitlokken. Hij probeerde de zorgelozen wakker te schudden en de waarheid te laten doordringen in het hart. Het spreken in gelijkenissen was gangbaar en eiste respect en aandacht, niet alleen van de joden maar ook van mensen uit andere volken. Jezus had geen betere wijze van onderricht kunnen gebruiken. Als zijn toehoorders hadden verlangd om goddelijke zaken te leren kennen, hadden zij zijn woorden kunnen begrijpen, want Hij was altijd bereid ze aan de eerlijke onderzoeker te verklaren.

    Daarbij moest Christus waarheden brengen waarvoor de mensen nog niet gereed waren om deze te aanvaarden of zelfs te begrijpen. Ook daarom onderwees Hij in gelijkenissen. Door zijn onderricht te verbinden met het dagelijkse leven of met de natuur trok Hij hun aandacht en sprak Hij tot hun hart. Als zij later zagen naar de voorwerpen die zijn lessen illustreerden, herinnerden zij zich de woorden van de goddelijke Leraar. Voor het verstand dat openstond voor de Heilige Geest, kreeg de betekenis van de leer van de Heiland steeds meer inhoud. Verborgenheden werden openbaar en wat moeilijk te vatten was geweest, lag nu voor de hand.

    Jezus zocht toegang tot ieders hart. Door verschillende illustraties te gebruiken, bracht Hij niet alleen de waarheid in zijn verschillende vormen, maar deed Hij tevens een beroep op de verschillende toehoorders. Hun belangstelling werd gewekt door beelden, genomen uit hun dagelijkse omgeving. Niemand die naar de Heiland luisterde, kon het gevoel hebben dat hij veronachtzaamd of vergeten werd. De eenvoudigste en zondigste mensen hoorden in zijn leer een stem die vol medeleven en tederheid tot hen sprak.

    Hij had nog een reden om te leren door gelijkenissen. Onder de velen die om Hem vergaderd waren, bevonden zich priesters en rabbi’s, schriftgeleerden en oudsten, Herodianen en oversten, wereldsgezinde, dweepzieke, eerzuchtige mensen, die hun uiterste best deden een beschuldiging tegen Hem te vinden. Hun spionnen volgden dagelijks zijn stappen om van zijn lippen iets te horen waardoor zij Hem konden veroordelen om zodoende Hem, die heel de wereld achter Zich scheen te trekken, voor altijd tot zwijgen te brengen. De Heiland kende het karakter van deze mensen en bracht de waarheid zó, dat zij niets konden vinden om zijn optreden voor te leggen aan het Sanhedrin. Door gelijkenissen bestrafte Hij de schijnheiligheid en boze werken van hen, die vooraanstaande posities bekleedden. In beeldspraak kleedde Hij de waarheid, die zo scherp was dat wanneer deze rechtstreeks was gesproken, zij niet naar zijn woorden zouden hebben geluisterd, maar al heel spoedig een eind aan zijn werk zouden hebben gemaakt. Hoewel Hij echter de spionnen ontliep, maakte Hij de waarheid zo duidelijk dat dwaling aan het licht werd gebracht en mensen die eerlijk waren, baat vonden bij zijn lessen. Goddelijke wijsheid en oneindige genade werden duidelijk gemaakt door Gods scheppingswerken. De mensen werden over God onderricht door de natuur en voorvallen uit het dagelijks leven. “Hetgeen van Hem niet gezien kan worden, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, nl. zijn eeuwige kracht en goddelijkheid.”  (Romeinen 1:20)

    wordt vervolgd

    Hij sprak in gelijkenissen

    In Christus’ onderwijs door gelijkenissen is hetzelfde beginsel zichtbaar als in zijn zending naar deze wereld. Christus heeft onze natuur op Zich genomen om onder ons te wonen, zodat wij bekend zouden worden met zijn goddelijk karakter en leven. Goddelijkheid was bekleed met menselijkheid, de onzichtbare heerlijkheid in de zichtbare menselijke gestalte. Door bekende dingen kon de mens het onbekende leren kennen. Hemelse dingen werden door aardse geopenbaard. God werd geopenbaard in de gedaante van de mens. Dit was ook het geval met de woorden die Christus sprak. Onbekende dingen werden door bekende zaken geïllustreerd, goddelijke waarheden bekend gemaakt door aardse dingen, waarmee de mensen vertrouwd waren.

    De Schrift zegt: “Dit alles zei Jezus in gelijkenissen tot de scharen . . . opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zei: Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is.” (Mattheüs 13:34-35)

    Natuurlijke zaken werden gebruikt om geestelijke dingen duidelijk te maken. Dingen uit de natuur en uit het leven van zijn toehoorders werden verbonden met de waarheden van het geschreven Woord. Door op deze wijze de aandacht van de aardse dingen te richten op het geestelijk koninkrijk, zijn de gelijkenissen van Christus schakels in de keten van waarheid die de mens met God, en de hemel met de aarde verbindt.

    In zijn onderricht uit de natuur sprak Christus over de dingen die Hij zelf had gemaakt en die eigenschappen en krachten bezaten die Hij zelf daaraan had gegeven. In hun oorspronkelijke volmaaktheid waren alle geschapen voorwerpen een uiting van Gods gedachten. Voor Adam en Eva was de natuur in hun tehuis in het paradijs vol van de kennis van God en stroomde over van goddelijk onderricht. De wijsheid sprak tot het oog en werd opgenomen in het hart, want zij spraken met God door middel van zijn geschapen werken. Toen het eerste mensenpaar de wet van de Allerhoogste had overtreden, verdween Gods heerlijkheid uit de natuur. Nu is de aarde geschonden en door zonde verontreinigd. Toch is ook nog in deze geschonden toestand veel moois overgebleven. Gods gelijkenissen zijn niet uitgewist. Wanneer de natuur goed begrepen wordt, spreekt deze nog steeds van haar Schepper.

    In de tijd van Christus had men deze lessen uit het oog verloren. De mens ontdekte God vrijwel niet meer in zijn werken. De zondigheid van het mensdom had een lijkkleed geworpen over de schoonheid van de schepping en in plaats van God te openbaren, werden zijn werken een scheidsmuur, die Hem voor het oog verborg. De mensen aanbaden het schepsel boven de Schepper. Op deze wijze zijn de overleggingen van de heidenen op niets uitgelopen en is het duister geworden in hun onverstandig hart. (Romeinen 1:25,21) Zo waren in Israël de leerstellingen van mensen gekomen in de plaats van wat God had gezegd. Niet alleen de dingen uit de natuur, maar ook de offerdienst en de Schriften zelf, gegeven om God bekend te maken, werden zó verdraaid dat ze juist middelen werden om God te verbergen.

    Christus trachtte weg te nemen wat  de waarheid had verduisterd. Hij kwam om de sluier die door de zonde over het gelaat van de natuur was geworpen, opzij te schuiven en de geestelijke heerlijkheid, die alle geschapen dingen moesten weerkaatsen, weer aan het licht te brengen. Zijn woorden plaatsten de leerstellingen van de natuur en die van de Bijbel in een nieuwe samenhang en maakten er een nieuwe openbaring van.

    Jezus plukte de prachtige lelie en gaf die in handen van kinderen en jongeren. Terwijl zij opblikten naar zijn jeugdig gelaat, verlicht door de zonneschijn van het gelaat van zijn Vader, gaf Hij hun de les: ‘Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: zij arbeiden niet en spinnen niet; en Ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.’ Daarop volgde de heerlijke zekerheid en de belangrijke les: ‘Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt, zó bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?’

    In de Bergrede werden deze woorden behalve tot kinderen en jongeren ook gericht tot anderen. Ze werden gericht tot de verzamelde mensen, waaronder mannen en vrouwen waren die bezorgd en verslagen, teleurgesteld en verdrietig waren. “Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken of waarmede zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit.

    Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles behoeft.” Toen breidde Hij zijn handen uit over de omringende schare en zei: “Maar zoekt eerst zijn koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” (Mattheüs 6:28-33)

    Op deze manier verklaarde Jezus de boodschap die Hij zelf aan de leliën en aan het gras van het veld had gegeven. Hij wil dat wij deze lezen in elke bloem en in iedere grasspriet. Zijn woorden zijn vol beloften en zijn bedoeld om het vertrouwen in God te versterken.

    wordt vervolgd