
Hoog in de lucht, in het Oosten, verschijnt een wolkje ter grootte van een mensenhand. Gods ware volk beseft dat dit het teken is van de Zoon des mensen dat de duisternis doorbreekt. Terwijl het volk omhoog kijkt, wordt het wolkje gaandeweg groter: het koninklijk gevolg komt nader. Steeds helderder wordt Hij tot zijn koninklijke heerlijkheid voor iedereen zichtbaar is. In een gloed van Koninklijke heerlijkheid komt Jezus naar voren in zijn volle majesteit door de gewelfde hemelen. Zo komt Hij naar zijn kinderen toe.
Wat een heerlijk moment!
Dit is de uiteindelijke dag!
Zie, Hij komt!
Zij zien Hem met eigen ogen.
Bij de zondaren is de verwarring compleet: door angst, niet te beschrijven zijn ze aangegrepen en bezeten; ze huilen en smeken en roepen om toch maar beschermd te worden tegen die reine, hemelse, goddelijke heerlijkheid en het verblindende licht dat van Jezus uitgaat. Het dringt tot ze door hoe steeds weer Hij bij hen uitnodigde zich te bekeren en in te gaan op zijn genadevolle aanbod Hem te volgen. Ze beseffen nu de halsstarrigheid waarmee ze zijn liefdevolle smekingen hebben afgewezen en verworpen. Omwille van hun zondige en goddeloze ingesteldheid zijn ze in een totaal onvermogen de gloedvolle schoonheid van de Zon der gerechtigheid, die verschijnt met zijn eeuwige genezing, te verdragen. Ze smeken om te sterven om zo te vermijden te moeten komen in de tegenwoordigheid van die pure en reine Zon.
Gods volk echter staat daar: het is blij en vol verwachting en zijn oog is enkel gericht naar de hemel. Hun armen zijn uitgestrekt naar hun terugkerende Heiland en ze zijn ongeduldig om Hem te begroeten.
De beproevingen, de verleidingen, de tegenstand, de frustraties en de vervolgingen, het is allemaal over – het is verdwenen en het behoort tot het verleden. Daar is immers Jezus! Vergeten is al het vorige.
Jezus is nu boven hun hoofd. Hij nodigt ze uit Hem en zijn engelen te vervoegen. Het gemoed van Gods volk is vol en zij uiten dit in de volgende woorden:
“Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen! Dit is de Here op wie wij hoopten; laten wij ons verblijden over de verlossing die Hij geeft” – Jesaja 25:9.
De graven gaan open. Daar verschijnen de rechtvaardigen uit hun bed van stof. Ze zijn een en al verrukking. Al de littekens, gevolg van de zonde en het aardse zwoegen zijn volkomen verdwenen. Fris in bloei staan ze daar met een gezondheid die nooit ofte nimmer meer zal vergaan. Ook zij varen op naar de hemel om hun Verlosser te ontmoeten en te begroeten.
De dood is verzwolgen in de overwinning – 1 Korintiërs 15:54.
Wat een aangrijpend schouwspel van verlossing! Buitengewoon is de hereniging!
Menselijkerwijs niet te beschrijven!
Vrienden en gezinnen worden herenigd! Weg is de dood die ze pijnlijk uiteenrukte! Familiebanden worden opnieuw gelegd. Wanneer we denken aan de mensen die ons ontvallen zijn door de dood, kunnen wij ons die dag voor de geest roepen, waarop Gods stem als een bazuin zal klinken en de doden onvergankelijk opgewekt zullen worden en de levenden veranderd zullen worden – 1 Korintiërs 15:52.
De laatste sporen van de vloek van de zonde zullen verwijderd worden. Christus’ getrouwen zullen verschijnen in dezelfde schoonheid als die van de Here, hun God. In geest, ziel en lichaam weerkaatsen zij het volmaakte beeld van hun Heer.
Op die dag zullen de levende rechtvaardigen in één ogenblik – in een punt des tijds – veranderd worden. De onsterfelijkheid neemt bezit van ze. Samen met de opgestane heiligen worden ze meegevoerd in de lucht om hun Here te ontmoeten. Van het ene einde van de aarde tot het andere worden Gods trouwe kinderen verzameld door de engelen. Zij leggen de kleine kinderen in de armen van hun moeder. Vrienden, lang door de dood gescheiden, zien elkaar terug om nooit meer uiteen te gaan. Met blijde lofzangen gaan allen naar de stad van God.
Eindelijk is iedereen thuis!
Ziedaar, waar het om ging!
Dit is de dag!
De wederkomst van Christus is een werkelijkheid geworden!
Heerlijk, ontzagwekkend is die werkelijkheid.
Die massale schare – Verlosser en verlosten uit alle eeuwen – begint nu haar reis naar de stad van God. Liederen van vreugde – nooit gehoord door sterfelijke oren – klinken door de hemelse gewelven. Geen aards schouwspel is in de verste verte in staat de triomftocht van de verlosten te evenaren, laat staan te overtreffen. Menigten van engelen begeleiden de blijde optocht van de verlosten door de hemel naar die Stad waarvan God de Bouwmeester is. Ze uiten hun innerlijke vreugde in lofprijzingen en toejuichingen.
Eindelijk doet de verloste schare haar intrede in die hemelse stad, die alle verbeelding van schoonheid, pracht en harmonie ver overtreft. Jezus komt haar tegemoet en zegt:
“Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk dat u bereid is van de grondlegging der wereld af” –
Matteüs 25:34.
Overweldigend, zo’n thuiskomst!
Een familiebijeenkomst, voorheen is er nooit zo een geweest!
Eeuwen geleden beloofde Jezus:
“Wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt waar Ik ben” Johannes 14: 3.
uit : De hoop van de Christen / Houvast