De waarheid over de “zondvloedcatastrofe”
Tot ongeveer de jaren 1800 was het feit van de zondvloed een algemeen aanvaarde verklaring voor het ontstaan van de bovenste aardlagen en de fossielen die men erin terugvindt. Fossiele resten van planten en dieren heeft men reeds in groot aantal en dikwijls goed bewaard teruggevonden, hetgeen
duidelijk wijst op een snelle begraving.
Prof.F.Hibben beschrijft hoe o.m. in Alaska a.h.w. massagraven werden aangetroffen vol dierlijke beenderen en resten. (mammoets, mastodon, bizons, paarden wolven, beren en leeuwen….)
Dergelijke vondsten vindt men trouwens in elk werelddeel.
In het bevroren toendraslijk dat op meerdere plaatsen in Siberië meer dan duizend meter (!) dik is, vindt men veel aanwijzingen van de catastrofale vernietiging van honderdduizenden dieren, ter plekke bevroren en overweldigd door een immense vloed.
Een typisch voorbeeld zijn de vondsten van de mammoets waarvan het (diepgevroren) vlees soms nog zo goed bewaard is dat het perfect eetbaar is.
In hun maag vindt men dikwijls de overblijfselen van grassen en bloemen die wijzen op een zacht klimaat vóór de zondvloed.
Dergelijke drastische en plots klimaatwijziging van subtropisch tot arctisch, is enkel te verklaren door het plotseling neerstorten van de watermantel die zich oorspronkelijk rond de aarde bevond.
Het bestaan van deze watermantel wordt o.m. bevestigd door meerdere wetenschappers o..a. Prof.Joseph C. Dillow – “The waters Above”
Deze watermantel zorgde voor een gelijkvormig zacht klimaat over ganse de aarde.
Een dergelijke watermantel bestaat trouwens nog steeds op de planeet Venus die zonder grote luchtturbulenties zorgt voor een gelijkvormig klimaat van pool tot evenaar.
Geologen weten aan de hand van waarnemingen in de meeste gesteenten, dat ons klimaat vroeger veel warmer is geweest en dit over gans de aarde.
Zo vindt men steenkoollagen in de ondergrond van de meeste werelddelen. Deze lagen getuigen van een subtropische rijke plantengroei (fossielen). Ook de dierenwereld was veel rijker en weelderiger. (reuzereptielen, dinosauriërs…)
De hoge partiële zuurstofdruk verklaart ook de grote afmetingen van insecten, ongewervelde en gewervelde dieren. Mogelijk is dit ook een verklaring voor de hoge ouderdom van de aartsvaders.
Datum?
Volgens Dominique Tassot, burgerlijk mijningenieur en auteur van het boek: “A l’Image de Dieu, Préhistoire Transformiste ou Préhistoire Biblique”, volstaan enige kennis van de bevolkingsgroei en enkele berekeningen om te kunnen stellen dat de zondvloed is opgetreden in de 24 ? eeuw vóór Christus.
Ook andere studies over de bevolkingsgroei wijzen naar een totale ouderdom van 5 à 6000 jaar voor de afstamming van de huidige wereldbevolking van één ouderpaar.
Deze statistische schattingen staan in schril contrast met de ouderdommen die door de evolutieleer worden voorgesteld. Deze variëren van 30.000 jaar voor de Homo Sapiens Sapiens – 300.000 jaar voor de Neanderthaler die evengoed reeds zijn doden begroef, kon spreken en werktuigen maakte, en bijna 2.000.000 voor de Homo Erectus.
Indien deze evolutionistische ouderdommen juist zouden zijn, dan zouden er nu evenveel mensen zijn als bacteriën!! En indien al die mensen ooit op aarde zouden hebben geleefd, waar zijn dan hun fossiele overblijfselen?
Conclusie
Deze beknopte samenvatting van de bijzonderste aspecten van evolutie- en scheppingsleer bevat geen antwoord op alle vragen die men zich in verband met dit boeiend onderwerp zou kunnen stellen. Daarvoor verwijzen wij dan ook naar de bronvermelding hierna.
Samengevat kunnen we zeggen dat de evolutietheorie niet meer is dan een hypothese. Zij wordt echter nog steeds opgedrongen als een realiteit zowel in de schoolboeken als in de media, in musea, vakliteratuur enz.
Het werkelijke doel van de evolutietheorie is niet enkel het ontkennen dat er een schepping is geweest maar vooral het bestaan van de Schepper.
_______________________________________________________________
1 “Big bang”: reeds tientallen jaren zitten astronomen hierover met de handen in het haar want bepaalde ontdekkingen hebben aangetoond dat deze theorie niet klopt.
Astronoom W. Kaufmann formuleerde dit duidelijk als volgt: “Als deze (ontdekkingen) juist zijn, dan stort een van de pijlers van de moderne sterrenkunde en kosmologie in elkaar met een verwarring zonder voorgaande sedert Copernicus.”