God en de oorsprong van het leven / Tim Hawthorne.
Sommige mensen zijn misschien bang om toe te geven dat er een Schepper God bestaat, omdat ze niet naïef of onwetend willen overkomen. Die verhalen in de bijbel, zeggen ze, zijn misschien wel goed voor kinderen en eenvoudige mensen in primitieve samenlevingen, maar geschoolde mensen weten toch wel beter, of niet soms?
Als geleerde wetenschappers – die hun leven lang al deze zaken bestudeerden – het idee van een schepper afdoen als een fabeltje, dan weten ze toch zeker wel waar ze het over hebben? Mensen die niet onwetend willen lijken zouden hen toch moeten geloven, of niet soms?
Nee, dat moeten ze niet! Ik ben een wetenschapper en ik bestudeer mijn hele leven al een deel van de schepping. Niets wat ik te weten ben gekomen, heeft mij doen betwijfelen dat er een schepper van ons heelal is die zorgt voor die schepping en voor ons. Inderdaad, hoe meer ik te weten kom, hoe meer reden ik heb om dit te geloven.
Ik wil graag mijn standpunt onderbouwen. Ik zal proberen u niet te overdonderen met feiten, maar, zoals Albert Einstein eens opmerkte, we moeten dingen zo eenvoudig mogelijk maken, maar niet eenvoudiger dan ze zijn.
Weet u, zelfs de ‘eenvoudigste’ levensvormen zijn eigenlijk niet zo eenvoudig.
Een niet zo eenvoudige cel.
Wat wij zien als een eenvoudige bacteriële cel is in werkelijkheid een ingewikkelde samenstelling van vele complexe chemische stoffen.
Bijvoorbeeld, een gemiddelde bacterie heeft ongeveer 2000 enzymeiwitten, elk gebouwd als een kralenketting, waarbij de kralen aminozuren zijn. Elk eiwit kent zijn specifieke volgorde van honderden aminozuren, waarvan er uit 20 kan worden gekozen en dat voor elke kraal van de keten. Twee astronomen, Sir Fred Hoyle en N.C. Wickramasinghe, maakten een schatting van de kans op het verkrijgen van een simpele bacteriële cel door willekeurig te kiezen uit de 20 aminozuren waar eiwitten uit zijn opgebouwd. De kans om op deze manier per toeval een bacteriële cel te creëren, is één op 1040.000 – dat is een 10 gevolgd door 39.999 nullen – best een groot getal! Astronomen zijn gewend aan zulke getallen, maar dit betekend dat het zo goed als onmogelijk is. Dat het ongeveer net zo waarschijnlijk, in de beroemde woorden van Hoyle, is als wanneer een wervelwind die door een schroothoop raast, een Boeing 747 samenstelt.
En we hebben het slechts over één kleine bacterie.
Richard Dawkins beschrijft dit onmogelijk proces in zijn boek ‘The Selfish Gene’: Op een bepaald moment werd per ongeluk een nogal merkwaardig molecuul gevormd. We noemen het maar de ‘Reproduceerder’. Het was niet meteen het grootste of meest complexe molecuul die er was, maar hij bezat de ongelofelijke eigenschap dat hij zichzelf kon reproduceren.
Het lijkt misschien zeer onwaarschijnlijk dat dit per ongeluk zou gebeuren. Dat was het ook. Het was uitermate onwaarschijnlijk, maar bij onze menselijke schattingen van wat wel of niet mogelijk is, zijn we niet gewend om om te gaan met honderden miljoenen jaren.
In zijn voorwoord probeert Dawkins het prestige van zijn sprookje te verhogen door het wetenschappelijk te noemen. Maar het lijkt geenszins, op wat we tegenwoordig weten van het proces waarop Reproduceerder (DNA) in levende cellen wordt gekopieerd. Het kopiëren vereist tientallen complexe enzymeiwitten en nog eens tientallen om de chemische energie voor het proces te leveren. Als u gelooft dat de Reproduceerder dit alles in zijn eentje kan, dan gelooft u alles!
Een moeilijke evenwichtsoefening.
Realiseert u zich wel hoe precies de omstandigheden die het leven mogelijk maken, eigenlijk in evenwicht zijn? Ons fysisch universum hangt af van vier basiskrachten, of constanten. Deze zijn de elektromagnetische kracht, de sterke kernkracht, de zwake kernkracht en de zwaartekracht.
Leven zoals wij dat kennen, zou niet kunnen bestaan zonder water, dat, zoals u ongetwijfeld weet, een samenstelling is van waterstof en zuurstof. De waterstof in water zou niet bestaan als twee van de natuurconstanten niet precies in evenwicht waren. Als de zwakke kernkracht in de atomen en de zwaartekracht niet precies correct zouden zijn, dan zou alle waterstof in het heelal binnen enkele seconden na de oerknal, die door kosmologen wordt gezien als het begin van alles, omgevormd zijn tot helium.
Koolstof is evenzo noodzakelijk voor het leven en is één van de stappen in het opbouwproces van alle elementen in sterren. Als de sterke kernkracht die atoomkernen bindt en de elektromagnetische kracht tussen geladen deeltjes die atomen bijeen houdt, niet nauwkeurig in evenwicht zouden zijn, dan zou alle koolstof zijn omgezet in zuurstof en zwaardere elementen. De wetenschap kan niet verklaren waarom de natuurconstanten deze specifieke waarden aannemen, maar we weten dat, als het niet zo zou zijn, het heelal nooit leven zou hebben voortgebracht en dat wij er niet zouden zijn om het te bespreken.
Dit nauwkeurig instellen van het heelal wordt het ‘antropisch (mens) principe’ genoemd – het idee dat de kosmos is bedoeld om als habitat voor mensen te dienen. Wijst dit ‘afstemmen’ op een schepper die ons vanaf het allereerste begin in gedachten had?
Dit idee moet toch zeker niet achteloos van de hand worden gedaan als een fabeltje, wanneer zoveel bewijzen de redelijkheid ervan aantonen. Sommige filosofen die dit idee hebben verworven, stellen als alternatief voor dat er miljoenen verschillende heelals bestaan die elk verschillende eigenschapppen hebben, zodat het volstrekt per toeval mogelijk is, dat er één tussen zit met de juiste omstandigheden om leven mogelijk te maken. Dit is een redelijk vergezochte gedachte en er zijn weinig bewijzen om het te ondersteunen. Het is tevens een zeer ingewikkelde verklaring en er is in de wetenschap een beginsel dat zegt dat de makkelijkste verklaring die bij de feiten past, hoogstwaarschijnlijk de correcte is.
Er is niets eenvoudigs aan een grote hoeveelheid heelals!
Het begin.
Men gaat ervan uit dat de aarde 4.500 miljoen jaar oud is en er is fossielbewijs voor het bestaan van leven in sedimentgesteente tot zo’n 3.800 miljoen jaar geleden. De eerst levende organismen lijken bacteriën en algen te zijn geweest.
Hoe zijn zij ontstaan?
Ongeveer 70 jaar geleden wezen Oparine in Rusland en Haldane in Engeland erop dat een ‘primitieve soep’ van chemische stoffen zich als eerste vormde op aarde in een zuurstofvrije (reducerende) atmosfeer. Zuurstof zou veel van die chemische stoffen hebben vernietigd. Deze reducerende atmosfeer zou zijn opgebouwd uit waterstof, waterdamp, methaan en ammonia. Wanneer dit krachtige mengsel werd bloodgesteld aan bliksem en ultraviolet licht zouden enkele simpelere chemische stoffen van het leven, zoals aminozuren, ontstaan.
Anderen wijzen er echter op dat de geologische bewijslast bestrijdt dat zo’n atmosfeer lang genoeg kon hebben bestaan voor de vorming van een primitieve soep. Sterker nog, het precambrische gesteente dat het fossielbewijs voor de vroegste levende cellen bevat, bevat niet de verwachte organische stoffen uit de soep.
Nou, dat ‘kleine probleem’ zal degenen die vastberaden zijn het mogelijk bestaan van een schepper uit te sluiten, niet tegenhouden. Als de chemische stoffen van het leven niet op die wijze gevormd werden, werden ze misschien wel gebracht door meteorieten, waarvan sommige zeker zulke chemische stoffen bevatten. Men schat dat zware bombardering van het aardoppervlak door meteorieten zo’n 3.800 tot 4.000 miljoen jaar geleden heeft plaatsgevonden. Astronomen maken ook melding van kleine koolstofbevattende moleculen zoals formaldehyde en methylamine, in de interstellaire ruimte.
Natuurkundige Paul Davies, auteur van het boek ‘The Fifth Miracle’ (over de oorsprong van het leven), heeft ook zijn twijfels over de primitieve soep. Hij beweert dat het leven diep onder de zee in hete vulkaankraters is ontstaan. Zijn scenario is net zo waarschijnlijk als ale andere.
Maar hoe waarschijnlijk zijn ze?
Stuart Kauffman kan het idee dat leven voortgekomen is uit het niet-levende door stuk voor stuk bij elkaar gebracht te worden door evolutie, niet aannemen. Zijn theorie is dat wanneer het aantal moleculen in de primitieve soep een bepaalde drempel overschrijdt, er plotseling een autokatalyserend metabolisme (een reeks van chemische omzettingen die elkaar in stand houden) zal ontstaan. Voor hem lijkt het optreden van leven haast onvermijdelijk. Kauffman schrijft overtuigend, maar geeft toe dat er tamelijk weinig harde bewijzen zijn.
Alle hoop opgegeven.
Omdat zij ontsteld waren over de kans op het door toeval ontstaan van leven op aarde, bliezen Hoyle en Wickramasinghe een oude theorie dat het leven uit de ruimte kwam, weer nieuw leven in. Bacteriën en virussen, zo beweerde zij, bereikten de aarde en bereiken de aarde nog steeds in de staarten van kometen. Kosmische krachten, zo concluderen zij, zijn niet alleen verantwoordelijk voor de oorsprong van het leven, maar ook voor sommige aspecten van haar evolutie.
Biologen zijn niet onder de indruk.
Het dubbelhelix model voor DNA van Watson en Crick legde de basis voor moderne, biochemische genetica. Crick heeft genoeg verstand van DNA om te weten dat het maken van de eerste levende cel nagenoeg onmogelijk moet zijn geweest. Hij is daarom van mening dat het leven opzettelijk naar de aarde is overgebracht door hoogontwikkelde beschavingen elder in het heelal.
Er zijn geen harde bewijzen voor dit alles en natuurlijk wordt door het verplaatsen van het probleem van de oorsprong van het naar de ruimte of de diepste oceanen, geen antwoord verkregen op de ultieme vraag hoe het in eerste instantie allemaal begonnen is.
Charles Darwin zat er misschien wel dichterbij toen hij het hele vraagstuk omzeilde. In zijn boek ‘The Orgin Of Species’ schreef hij dat ‘er leven, met de verscheidene krachten van het leven, oorspronkelijk in enkele vormen werd ingeblazen of in één …’
Door wioe er werd geblazen, zegt hij niet.
Ontwerp.
Wij hoeven de vraag niet te omzeilen. Eens komen we er misschien achter hoe het leven is ontstaan, hoe onwaarschijnlijk dat op dit moment ook lijkt. Wij hoeven de oorsprong van het leven niet te zien als het resultaat van een rechtstreekse tussenkomst van God. Misschien kwam het door een natuurlijk proces – maar zoiets kon niet zomaar in elke wereld gebeuren. Alle omstandigheden moeten precies kloppen en de kan,sen zijn te groot dat dit het gevolg is van pure toeval. De fijne evenwichten in de natuurwetten die het leven mogelijk maken wijzen op een welwillende schepper, die zowel u, als mij, als de hele wereld in gedachte had.
Als wetenschapper heb ik geen moeite dat te geloven. Het druist tegen absoluut niets in waarvan ik weet dat het wetenschappelijk is aangetoond.
Mijn geloof als Christen hangt echter niet alleen af van wetenschappelijke bewijzen – maar dat is een heel ander verhaal.
(Tim Hawthorne is Emeritus Professor Biochemie aan de Universiteit van Nottingham, Verenigd Koninkrijk.)
Ontwerp
Alle omstandigheden moeten precies kloppen en de kansen zijn te groot dat dit het gevolg is van pure toeval. De fijne evenwichten in de natuurwetten die het leven mogelijk maken wijzen op een welwillende schepper, die zowel u, als mij, als de hele wereld in gedachte had. Als wetenschapper heb ik geen moeite dat te geloven. Het druist tegen absoluut niets in waarvan ik weet dat het wetenschappelijk is aangetoond. Mijn geloof als Christen hangt echter niet alleen af van wetenschappelijke bewijzen.
Onnodige zorgen
Er bestaat een oud verhaal van een man die twee zware zakken op zijn rug had. Met moeite kwam hij vooruit met die zware zakken die hij droeg.
Een engel ontmoette die man en vroeg hem wat er in die twee zware zakken zat.
‘Dat zijn mijn zorgen,’ zei de man. ‘Ik heb namelijk twee grote zorgen: zorgen voor de dag van gisteren die voorbij is en zorgen voor de dag van morgen die nog moet komen.’
‘Laat mij die zakken eens zien,’ vroeg de engel. Toen beide zakken geopend waren, bleken ze tot grote verbazing van de man leeg te zijn. Opeens begreep hij dat hij zich onnodig zorgen had gemaakt en dat hij de twee zware zakken helemaal niet hoefde te dragen.
‘Gisteren is voorbij, morgen komt nog, vandaag helpt de Here’. ‘Wees dan niet bezorgd voor morgen…’ ‘Werpt al u bezorgdheid op Hem…’ (1 Petr. 5:7)