|
Dat is het principe van het inblikken en inmaken. Maar net voordat Pasteur tot die ontdekking kwam, waren een aantal wetenschappers op het lumineuze idee gekomen dat het leven juist wèl vanzelf ontstaan was uit levenloze materie! Iedereen vond dat een prachtige gedachte, want daardoor was het geloof in een Schepper helemaal overbodig! Maar wanneer je nu denkt dat de ontdekking van Pasteur daar toen eens en voor altijd een eind aan maakte en dat iedereen zou inzien dat levenloze materie nooit spontaan tot leven kon komen, dan heb je het mis! Net als bij Semmelweis zijn het vooral de wetenschappers die tot op vandaag nog halsstarrig vasthouden aan hun onbewezen ideeën op dat punt. En het publiek slikt het nog steeds als zoete koek. Terwijl het tegendeel al meer dan honderd jaar geleden bewezen is! Al het leven om je heen, roept ons toe dat er een Schepper moet zijn die dat allemaal ontworpen en geschapen heeft. Bovendien kun je dat zelf ervaren. Geloof en voorzieningEen Hongaarse predikantsvrouw in Roemenië, wier man om zijn geloof gevangen zat, werd in de jaren zestig met zeven van haar kinderen verbannen. Ze werd geplaatst in een onmogelijk, smerig, koud, modderig dorpje. Ze had geen werk, geen inkomen, vaak geen voedsel. Ze was straatarm. Op een moment was het eten helemaal op. De laatste kruimel was opgegeten. Er was niets meer. Na een dag of drie begonnen ze allemaal serieuze honger te krijgen. hun hongergevoel. Zo kwam ze bij het verhaal van Elia, die naar een grot bij de beek Krith vluchtte en daar door de raven werd gevoed (1 kon.17:6) . Terwijl buiten zware sneeuwstormen woedden, werd er plotseling op het raam van de hut geklopt. Ze beefde van schrik en bij het spaarzame licht van de petroleumlamp opende ze angstig het raam. Omdat de deur gebarricadeerd was konden ze er niet in of uit. Door de spleet van het raam, tussen de binnen gewaaide sneeuwkristallen, kwam een hand naar binnen. In de ruwe hand lag een vers brood. Tot twee keer toe herhaalde zich dat. De ‘raaf’zei geen woord, hij stelde zich niet voor en ze kregen hem niet te zien. Hij bleef in het donker verborgen. Een paar maanden later, toen er weer honger in het hutje werd geleden, werd er opnieuw aangeklopt. Ze deden open en zagen een wolfshond voor de deur staan, met fonkelende ogen. Het dier hield voorzichtig een brood in zijn bek. Ze wisten niet of ze bang moesten zijn of moesten lachen. Wolfshonden waren in het algemeen geen best teken. Ze keken uit naar de bewaker die bij de wolfshond hoorde, maar zagen niemand. Uit: Engelen onder ons Zaken van groot belang De Bijbel die geveild werd.In de buurt van Wuppertal-Elberfeld(Duitsland) ligt Wiltzhelden. Tot die tijd had hij in de schoenmakerij van het leger in Keulen gewerkt en het prachtige bedrag van 200 zilveren daalders kunnen sparen. Met dit geld kon het jonge paar een vervallen huisje met wat grond kopen. Ze vestigden zich hier en hier begon Arnold zijn bedrijfje. Er heerste in die streek grote armoede. Het land had erg onder het geweld van de Fransen geleden. plunderend rondgetrokken en … twee misoogsten volgden. Arnold was godvrezend. Hij maakte van zijn geloof geen geheim. Het is niet te verwonderen dat men hem op het dorp al gauw de naam “de vrome Breidenbach” gaf. Wel lieten ze graag door hem hun schoenen repareren of nieuwe schoenen maken, want hij was een vakman. Hij verdiende een 8 groschen per dag en daar had hij genoeg aan. |
“Nu, meester, wat wilt u nu hier doen?”- |
“Ik heb een bed nodig.”
“O, er zijn bedden genoeg hier!”De verkoop begon.
Men kletste wat, maakte lawaai en dronk.
Het eerste wat te koop aangeboden werd was… een Bijbel. Een heel groot en oud exemplaar.
Wel 120 jaar oud en wel 41 cm x 25cm; gewicht: 7 kg. Geen gewone Bijbel, maar één met verklaringen. De meeste aanwezigen waren al door de alcohol in de greep genomen. Ze begonnen te spotten en grappen te maken toen de Bijbel te koop geboden werd.
Er werden verzen uit de Bijbel aangehaald en er werd om gelachen. Een koopman bood al 15 groschen. Hij had inpakpapier nodig. Het hart van Breidenbach trok samen.
Hier werd met dát boek gespot waar hij zoveel van hield!
Hij bood een daalder.
De Bijbel mocht niet voor inpakpapier gebruikt worden!
“Wie heeft er een daalder geboden?” – “De vrome Breidenbach!” “Opdrijven”, schreeuwden de mensen.
Onder gespot en gelach bood nu iederéén, dan weer een ander en ze maakten maar grapjes.
Arnold Breidenbach bood ook nog. Hij dacht niet meer aan het bed.
Hij wilde maar één ding:
De Bijbel redden uit de handen van die woeste spotters.
Maar… de prijs was al opgelopen tot 16_ 1/2 daalder.
Breidenbach bood nog eens: 17 daalder.
Daar klonk: “Eenmaal, andermaal, de derde maal!”
En een klap volgde.
De Bijbel was toegewezen aan Arnold en nu moest hij zijn 17 daalders betalen.
Stil pakte hij de Bijbel op en ging naar huis.
Thuisgekomen was natuurlijk de eerste vraag van zijn vrouw: “Maar wat heb jij daar toch?”
– “Een Bijbel.”
“En waar is het bed?”
– “Ik heb geen bed.”
“Waarom niet?”
– “Door die Bijbel.”
“Wat kostte die Bijbel?”
– “Zeventien daalders.”
Nu barstte een stortvloed van scheldwoorden los!
Arnold trok zijn blauwe kiel uit, deed zijn schort weer voor en ging aan het werk. Op de verwijten en argumenten van zijn vrouw kon hij slechts antwoorden: “Ik kon het niet langer verdragen dat er zo over het Boek gespot werd.”
Toen Arnold die avond uit de Bijbel wilde voorlezen, liep zijn vrouw de kamer uit.
Die dag leek de zegen uit de woning te zijn verdwenen.
De volgende dag kwam heel vroeg een molenaar uit de buurt in zijn werkplaats.
Arnold vroeg hem: “Waarmee kan ik u van dienst zijn?”
De molenaar krabbelde zich verlegen op het hoofd. “De zaak zit zo. Ik kom wegens de Bijbel en het bed.
Toen ik mijn vrouw gisteren het verhaal helemaal verteld had, heeft zij mij niet zo zuinig de les gelezen:”Jullie mannen moeten altijd spotten als je gedronken hebt.”
Die hele avond heeft ze me niet met rust gelaten en de hele nacht heeft ze, naar ze zei, niet geslapen.
Ik moest opstaan en met de knecht een bed uit het kamertje halen.
Dat bed werd niet meer gebuikt.
Ze heeft vers stro fijn gesneden en een nieuwe beddezak opgevuld. “Alsjeblieft”, zei ze vriendelijk, “neem dat bed en ga, anders krijg ik geen rust.”
Arnold heeft intussen zijn vrouw geroepen.
Ze keken beiden en vrouw Breidenbach ging gauw naar binnen en deed als Petrus. Ze… huilde! – Het bed werd van de wagen genomen en in de kamer gezet.
Die avond las Arnold zijn vrouw voor uit Psalm 37: “En verlustig u in de Here, zo zal Hij u geven naar de begeerten uws harten. Wentel uw weg op de Here, en vertrouw op Hem. Hij zal het maken…”