De meeste Bijbelstudenten kennen het verhaal van Genesis 1-3 en de personages die daarin een rol spelen: God, Adam, Eva, de engelen en de slang. Het verhaal speelt zich af in een prachtige tuin, in een paradijs, genaamd ‘Eden’. De verhaallijn lijkt een logische reeks gebeurtenissen te volgen. God schept. God geeft Adam en Eva instructies, maar laat hen toe om hun omgeving te verkennen, om in Zijn afwezigheid, één te zijn en te genieten van alles wat Hij schiep. Maar elke zevende dag was besteed aan gemeenschap met hun Heer. Dan werden ze meer ingeleid in het doel van hun bestaan, de gevaren die op de loer lagen, dat alles voor hun open ligt, behalve één boom, waar ze niet omtrent zouden moeten komen. Blijf er weg, kom er niet aan, eet er niet van…
Adam en Eva zondigden en werden weggestuurd uit Eden. Als je deze eerste hoofdstukken wat nauwkeuriger bekijkt, dan kom je bijzondere inzichten tegen wat betreft de hoofdrolspelers, het verband en het verhaal. Dat is zeker het geval wanneer je een onderzoekersbril opzet.
‘Het opvoedingssysteem dat werd ingesteld aan het begin der wereld, was bedoeld als een model voor de mens door alle eeuwen heen. Om een beeld te geven van zijn beginselen werd in het Paradijs, het huis van onze eerste ouders een modelschool opgericht. De Hof van Eden was het schoollokaal, de natuur was het leerboek, de Schepper Zelf was de leraar en de oer-ouders van het menselijke gezin waren de scholieren.’
De Heer was de oprichter, de Directeur en de Leraar van deze eerste school. Zoals we weten, hebben Adam en Eva een andere leraar gekozen en hebben ze de verkeerde lessen geleerd. Wat is er gebeurd, waarom en wat kunnen we leren van dit vroege verslag van onderwijs dat ons vandaag de dag nog kan helpen?
Hoewel we bij een tuin niet direct aan een klaslokaal denken, is dat toch heel logisch. Dat is zeker zo met een klaslokaal als Eden, dat was gevuld met de ongerepte rijkdommen van Gods schepping. Vanuit ons perspectief van vandaag is het moeilijk voor te stellen, hoeveel deze niet-gevallen wezens in een niet-gevallen wereld in dat ‘klaslokaal’ hebben geleerd. Ze werden door hun Schepper zelf onderwezen.
God maakte man en vrouw naar zijn beeld en gaf hun een thuis en zinvol werk. Als je denkt aan de dynamiek tussen leraar en student, dan is dit een ideale relatie. God kende de mogelijkheden van Adam omdat Hij hem zelf had geschapen. Hij kon Adam onderwijzen vanuit de wetenschap dat Adam zijn volledige potentieel zou kunnen inzetten. God gaf de mens verantwoordelijkheid, maar wilde ook dat hij gelukkig was. Misschien was een deel van de middelen om hem gelukkig te maken het geven van verantwoordelijkheid. Wie krijgt door verantwoordelijkheid, en door deze vervolgens trouw te vervullen, geen voldoening en zelfs levensgeluk? God kende Adam en wist wat hij nodig had om tot bloei te komen. Daarom gaf Hij Adam de taak voor de tuin te zorgen. ‘God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken.’
Wij kennen alleen een wereld van zonde en dood. Daarom kunnen we het ons moeilijk voorstellen, wat het werk toen met zich moet hebben meegebracht en welke lessen Adam ongetwijfeld heeft geleerd toen hij voor de tuin zorgde die hun thuis was.
In Genesis 2:19-23 schept God dieren als metgezellen voor Adam. Hij schept ook Eva als de vrouw van Adam. God wist dat Adam het gezelschap en de hulp van een gelijke nodig had en dus schiep Hij de vrouw. God wist ook dat de mens een nauwe relatie met Hem moest hebben en dus brengt Hij binnen de grenzen van Eden een intieme ruimte aan. Dit getuigt van Gods doelgerichtheid in de schepping en van zijn liefde voor de mens. Door de grote afstand tussen ons en Eden is het moeilijk je voor te stellen hoe het moet zijn geweest. Het is natuurlijk wel leuk te proberen je dat voor te stellen.
Hoewel Eden ver van ons verwijderd is, kunnen we nog steeds lessen leren uit de natuur. Enig idee welke lessen, en hoe die ons in de geest van de Bijbel brengen?