Golgotha

Denk elke dag aan wat Jezus voor jou heeft gedaan, aan Zijn leven, Zijn woorden, Zijn werken en vooral aan Zijn offer dat Hij bracht voor jou. U en ik zijn verloren mensen, er zou geen toekomst zijn voor ons, als niet Iemand de prijs zou hebben betaald voor onze zonden.

In “De Wens der Eeuwen beschrijft E.G.White de gebeurtenissen die plaatsvonden op Golgotha. Heel de hemel en de wereld keek toe.

‘En toen zij aan de plaats gekomen waren die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar.” (Luc.23:33)

“Ten einde Zijn volk door Zijn eigen bloed te heiligen”, heeft Christus “buiten de poort geleden.” (Hebr.13:12) Vanwege de overtreding van de wet van God werden Adam en Eva uit Eden verbannen. Christus moest, als onze plaats­vervanger, lijden buiten de grenzen van Jeruzalem. Hij stierf buiten de poort, waar misdadigers en moordenaars werden terecht­gesteld. Vol betekenis zijn de woorden: “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden.” (Gal.3:13)

Een grote menigte volgde Jezus van het gerechtsgebouw naar Golgotha. Het nieuws van Zijn veroordeling had zich door geheel Jeruzalem verbreid, en mensen van alle standen en rangen stroomden naar de plaats der kruisiging. De priesters en oversten waren door een belofte gebonden de volgelingen van Christus geen geweld aan te doen, indien Hijzelf aan hen werd overgeleverd, en de discipelen en de gelovigen uit de stad en de omgeving sloten zich aan bij de menigte die de Heiland volgde.

Toen Jezus voorbij de poort van het hof van Pilatus ging, werd het kruis dat voor Barabbas was gereedgemaakt, op Zijn gekneusde, bloedende schouders gelegd. Twee makkers van Barabbas zouden op dezelfde tijd als Jezus ter dood worden gebracht, en ook op hen werden kruisen ge­legd. De last van de Heiland was te zwaar voor Hem in Zijn zwakke, pijnlijke toestand.

Sinds het paschamaal met Zijn discipelen had Hij gegeten noch gedronken. Hij had in Gethsemane ten dode toe gestreden met satanische machten. Hij had de zielesmart van het verraad verdragen, en gezien hoe Zijn discipelen Hem in de steek lieten en vluchtten. Hij was naar Annas gevoerd, daarna naar Kajafas, toen naar Pilatus. Van Pilatus was Hij naar Herodes gezonden, en dan weer naar Pilatus. Van de ene belediging tot de volgende, van bespotting tot bespotting, tweemaal gemarteld door geseling – die gehele nacht was het ene toneel na het andere van dien aard geweest, dat daardoor de menselijke ziel tot het uiterste beproefd moest worden. Christus had niet gefaald. Hij had slechts woorden gesproken die erop gericht waren God te verheerlijken.

Gedurende de gehele schandelijke vertoning van Zijn verhoor had Hij Zich vastbesloten en waardig gedragen. Maar toen na de tweede geseling het kruis op Hem werd gelegd, kon Zijn menselijke natuur het niet meer verdragen. Hij bezweek onder Zijn last.

De schare die de Heiland volgde, zag Zijn zwakke wankele schreden, maar ze toonde geen medelijden. Zij hoonden en beschimpten Hem, omdat Hij het zware kruis niet kon dragen. Opnieuw werd Hem de last opge­legd, en opnieuw viel Hij uitgeput ter aarde. Zijn vervolgers zagen, dat het onmogelijk voor Hem was, Zijn last verder te dragen. Zij vroegen zich af, of zij iemand konden vinden die de vernederende last zou kunnen torsen. De Joden zelf konden dit niet doen, omdat de veront­reiniging hen zou verhinderen het Pascha te vieren. Zelfs niemand uit het gepeupel dat Hem volgde, zou zich vernederen om het kruis te dragen. Op dit ogenblik komt juist een vreemdeling, Simon van Cyrene, die van het land kwam, de menigte tegen. Hij hoort het gehoon en gespot van de menigte; hij hoort de woorden die vol verachting worden herhaald: Maak ruimte voor de Koning der Joden. Hij blijft staan, verwonderd over het schouwspel; en wanneer hij zijn medelijden uitspreekt, grijpen zij hem en leggen het kruis op zijn schouders.

Simon had over Jezus gehoord. Zijn zonen geloofden in de Heiland, maar hijzelf was geen discipel. Het dragen van het kruis naar Golgotha was een zegen voor Simon, en hij was sindsdien altijd dankbaar voor deze voorzienigheid. Het bracht hem ertoe het kruis van Christus te verkiezen en op te nemen, en voor altijd vol vreugde deze last te dragen.

In de menigte zijn er heel wat vrouwen die de onschuldig veroordeelde volgen naar de plaats waar Hij op wrede wijze zal sterven. Hun aandacht is op Jezus gericht. Sommigen van hen hebben Hem reeds eerder gezien. Sommigen hebben hun zieken en lijdenden tot Hem gebracht. Sommigen zijn zelf genezen. Het verhaal van de dingen die hebben plaatsgevonden, komt ter sprake. Zij verwonderden zich over de haat van de schare jegens Hem, voor Wie hun eigen harten vertederen en bijkans breken. En niet­te­genstaande het optreden van de woedende massa en de boze woorden van de priesters en oversten, geven deze vrouwen uiting aan hun medeleven. Wanneer Jezus uitgeput onder het kruis neervalt, breken zij uit in droeve klachten.’

Dit was het enige dat de aandacht van Christus trok. Hoewel Hij zeer leed, terwijl Hij de zonden der wereld droeg, stond Hij niet onverschillig tegenover een uiting van smart. Hij keek deze vrouwen met teder mede­dogen aan. Zij geloofden niet in Hem. Hij wist dat ze Hem niet beklaagden als iemand die van God gezonden was, maar dat zij werden bewogen door gevoelens van menselijk medelijden. Hij verachtte hun medelijden niet, maar in Zijn hart ontwaakte een diepe sympathie voor hen. “Dochters van Jeruzalem”, zei Hij, “weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen.” (Luc.23:28)

Van het toneel voor Zijn ogen zag Christus vooruit naar het ogenblik van Jeruzalems verwoesting. Bij de verschrikkelijke gebeurtenis zouden velen van hen die nu om Hem weenden, met hun kinderen omkomen.

Van de val van Jeruzalem gingen de gedachten van Jezus naar een groter oordeel. In de verwoesting van de onboetvaardige stad zag Hij een symbool van de uiteindelijke verwoesting die over de wereld zou komen. Hij zei: “Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons en tot de heuvelen: Bedekt ons. Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?” (Luc.23:30,31) Met het groene hout stelde Jezus Zichzelf voor, de onschuldige Verlosser. God liet toe, dat Zijn toorn over de overtreding op Zijn geliefde Zoon viel. Jezus zou voor de zonden der mensen worden gekruisigd. Welk lijden zou dan de zondaar die voortging te zondigen, moeten dragen? Ieder die geen berouw toonde en niet geloofde, zou smart en ellende ondervinden, die met geen woorden kunnen worden beschreven.

Velen van de menigte die de Heiland naar Golgotha volgde, hadden Hem met vreugdevol hosannageroep en wuiven van palmtakken begeleid, toen Hij triom­fantelijk Jeruzalem binnenreed. Maar niet weinigen van degenen die Hem toen hadden toegejuicht, omdat iedereen dit deed, uitten nu de kreet: “Kruisig Hem! Kruisig Hem!” (Luc.23:21)

Toen Christus Jeruzalem binnenreed, waren de verwachtingen van de discipelen ten top gestegen. Zij waren dicht bij hun Meester gebleven, daar zij gevoelden dat het een grote eer was, met Hem verbonden te zijn. Nu, in Zijn vernedering, volg­den zij Hem op een afstand. Zij waren met smart vervuld, en gingen gebukt onder hun teleur­gestelde verwachtingen. Hoe werden de woorden van Jezus bewaarheid: “Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.” (Matth.26:31)

Toen ze op de plaats van de terechtstelling aankwamen, werden de gevangenen op de martelwerktuigen gebonden. De twee rovers verzetten zich hevig in de greep van degenen die hen op het kruis legden; maar Jezus bood geen tegenstand. Ondersteund door Johannes, de geliefde discipel, had de moeder van Jezus de schreden van haar Zoon naar Golgotha gevolgd. Ze had gezien, hoe Hij bezweek onder de last van het kruis, en had verlangd een steunende hand te leggen onder Zijn gewonde hoofd, en dat voorhoofd, dat eens aan haar borst had gerust, af te wissen.

Maar dit droeve voorrecht werd haar niet verleend. Met de discipelen koesterde zij nog steeds de hoop, dat Jezus Zijn macht zou openbaren en Zich van Zijn vijanden zou bevrijden. Opnieuw ontzonk haar de moed, wanneer zij terugdacht aan de woorden waarmee Hij juist die dingen die nu plaats­vonden, had voorzegd. Terwijl de rovers op het kruis werden gebonden, keek zij met angstige spanning toe. Zou Hij, Die het leven aan de doden had gegeven, toelaten dat Hijzelf werd gekruisigd?

Zou de Zoon van God dulden, dat Hij zo wreed werd gedood? Moest zij haar geloof, dat Jezus de Messias was, opgeven? Moest ze getuige zijn van Zijn schande en smart, zonder zelfs het voorrecht te hebben Hem in Zijn lijden bij te staan? Zij zag hoe Zijn handen waren uitgestrekt op het kruis; de hamer en de spijkers werden gebracht, en toen de nagels werden gedreven door het tere vlees, droegen de tot in de ziel getroffen discipelen de be­zwijmende gestalte van de moeder van Jezus weg van het wrede gebeuren. Geen klacht kwam over de lippen van de Heiland. Zijn gelaat bleef kalm en vredig, maar grote droppels zweet stonden op Zijn voorhoofd. Er was geen medelijdende hand om het doodszweet van Zijn gelaat te wissen, noch klonken er woorden van deelneming en onveranderlijke trouw om Zijn menselijk hart te versterken. Terwijl de soldaten hun verschrikkelijk werk verrichtten, bad Jezus voor Zijn vijanden: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” (Luc.23:34)

Zijn gedachten dwaalden af van Zijn eigen lijden naar de zonde van Zijn vervolgers, en naar de verschrik­kelijke vergelding die hun deel zou zijn. Er werden geen vervloekingen uitgesproken over de soldaten die Hem zo ruw behandelden.

Geen wraak werd ingeroepen over de priesters en oversten die zich verlustigden over de voltooiing van hun plan. Christus beklaagde hen in hun onwetendheid en schuld. Hij fluisterde voor hun vergiffenis alleen een verontschuldiging: “Want zij weten niet wat zij doen.” (Luc.23:34)

Indien zij geweten hadden, dat zij Iemand Die gekomen was om een zondig geslacht van de eeuwige ondergang te redden, overgaven om te worden gemarteld, dan zouden ze door zelfverwijt en afschuw zijn aan­gegrepen. Maar hun onwetendheid nam hun schuld niet weg; want het was hun voorrecht Jezus te kennen en aan te nemen als hun Heiland.

De tijden zijn niet veranderd. Mensen lijden nog steeds aan dezelfde kwalen als hoogmoed , egoïsme, bezitsdrang, geven zich over aan uitspattingen en laagheid. In onwetendheid wordt ook vandaag geweld gepleegd, worden mensen misleid en wordt onrecht bedreven. En nog steeds bidt Jezus – onze hemelse Pleiter – dat we zouden vergeven mogen worden… in de hoop dat de dag komt dat elke mens erbij stilstaat dat men verloren is, en Jezus ziet als de enige hoop. Denk erover na wat Jezus deed en leed – voor U

Lees verder in: Ellen G.White. ‘De wens der eeuwen’

Auteur: stefaandewever

in 1982 begon ik met Groene Dag, omdat ik enthousiast was over het project "gezond leven, natuurlijk eten, positief denken". Dat was nieuw voor mij, maar het resultaat zo hoopgevend, dat ik dacht "dat moet iedereen weten" en "hoe heb ik al die jaren zonder Groene Dag geleefd?" Dat wordt voortaan de 'School voor Natuurlijke Gezondheid' waar ook jij voor uitgenodigd wordt: een levenslange school om "het beste van het leven te maken" !

Plaats een reactie