De onbewuste stof zou hebben voorzien dat het bestaan van een wereld die haar beeld niet kon werpen in het menselijk bewustzijn, aan de zwartste nacht gelijk zou zijn geweest, en daarom de bewuste menselijke persoonlijkheid hebben geschapen?
Zelfs de allerkleinste natuurschatten brengen ons in vervoering. Welke Kunstenaar heeft de duizenden facetten geslepen in het oog van een mot? Met de hoogste nauwkeurigheid de structuur van de insecten geordend? De vleugel van een vlinder zo kunstig bestrooid met mooie kleurstof? De verscheidenheid van sneeuwsterren in de sneeuwvlok gevormd?
De miljoenen kegeltjes- en staafjescellen waaruit het mensenoog is samengesteld en die de mens ziende maken, de talloze hersencellen waar intelligentie in huist, geheugen, geesteskracht, – Wie is de Bouwmeester die ze formeerde en ineen werkte tot instrumenten van de hoogste nauwkeurigheid?
Toeval? Wet der noodzakelijkheid?
“Een huis kan zichzelf niet bouwen,” is afdoende logica.
Alleen de Spiritus Creator geeft de oplossing van het grote vraagstuk.
“Ons heelal,” zegt Sir James Jeans, kan het best beschreven worden als een bouwwerk van zuiver denken. De wereldverschijnselen gehoorzamen aan wiskundige wetten die ver uitgaan boven onze wereld van tijd en ruimte.
Hoe dieper wij doordringen in de verborgenheden van de schepping, hoe duidelijker wij een plan onderscheiden. Uit de tastbare vorm voelen wij de warme levensgloed aan van het Wezenlijke. Achter de kosmos schemert de ontzaglijke Aanwezigheid.
Wij zien niet alleen vormen, wij zien beweging, harmonie, kronkeltoveringen in prachtige slingerlijnen, onvervalste schoonheid, leven, stofwording van eeuwige ideeën. Wij horen het enige woord waarop wij wachten: God! Wij zien het denken Gods.
De zichtbare dingen zijn door de vloek geschonden documenten der opperste Rede. De duizenden zwaarden, gescherpt in een zwart offensief, kunnen deze niet vernietigen.
In een van zijn essays zegt Lord Bacon:
Ik zou gemakkelijker in alle fabelen geloven, in alle legenden, dan in dit universeel samenstel zonder een Geest. – The Origin of the Earth, p. 235, Prof. Dr. W.M. Smart, Glasgow
Daarom spruiten voor uw voeten blommen in de lentetijd,
opdat gij de Heer zoudt groeten, komend over ‘t blomtapijt.
Guido Gezelle
De zon doorgloeit het eerste morgenblauw. De nacht is gevloden. Het landschap, als uit goud en glans geweven, wordt doorpurperd. Welk een prachtig spel van licht en wolken. Het Al-grote spreekt zo machtig. Bergtoppen blozen, cederen wuiven, bloemen geuren, dauwdruppels fonkelen.
Symfonie van licht en kleur! Een blinde mechanica bespeelt de toetsen? Wie tovert met zulke beeldenrijkdom en onuitputtelijk coloriet? Overal golft overvloed, onuitputtelijkheid.
Alleen liefde kon de Koninklijke lijnen trekken der menselijke gestalte, alleen liefde maakt meesterwerken, niet de blinde kracht der atomen.
Zou Hij die de vlam van de geest heeft aangestoken in de sterveling, minder zijn dan wat Hij heeft voortgebracht?
Zou Hij die het oor plantte, niet horen?
Die het oog vormde, niet zien? (Psalm 94:9)
Arme menselijke logica, die de logica van het geschapene stuk wil slaan!
In de natuur worden wij aangesproken door het eeuwig Woord. Haar schoonheid is zijn fluisterstem van ziel tot ziel. “God is liefde,” zo geuren de bloemknoppen.
“God is liefde!” zo lezen wij in grote letters op het wijd uitdeinend vergezicht, op de schaduwbeelden der wolken. “God is liefde!” zo klinkt het in het kristallijnen vogelkwintet, in het ruisen der bomen, in de golven van de zee. “God is liefde” zo straalt het uit grote kinderogen waarin God u aankijkt.
Ieder afzonderlijk schepsel, in zijn concrete natuur, tracht op alle mogelijke manier van God te spreken. Maar zo velen staan voor het ranke riet als de os in de weide. Alleen deze die willen zien, voelen dat er iets innig dieps in hen doordringt, ervaren een Aanwezigheid.
0 ‘k sta mij zo geren te midden in ‘t veld,
En schouwe in de diepte des hemels …
Guido Gezelle
De nacht die alles uitvaagt, de diepstille nacht met het zilver maanlicht – blijde morgen voor de nachtegalen – dwingt ons tot stilte. Hebben wij wel eens met wijdgeopende ziel in de grondeloze diepte van het heelal gezien, waar de tijd wegzinkt, waar het goddelijk Alvermogen zijn meetsnoer uitstrekt en de eeuwigheid ons aankijkt?
Deinend op de golven der oneindigheid voelen wij ons zover af van alle theatraal gedoe, van alle tempels van menselijk wee. Ons tobbend verstand zinkt weg in het machtig wonder!
Wie slingerde de talloze hemellichamen de ruimte in en gaf elk zijn eigen kringloop?
Ondanks de ontzaglijke werking der aantrekkingskracht bij het naderen en zich verwijderen van andere planeten, bewegen zich de raderen van deze superuurwerken in een harmonie van de hoogste orde, –
“et cette grande horloge n’aurait point d’horlogier?”
(en dit grote uurwerk zou geen uurwerkmaker hebben?)
Voltaire
Hoe treffend beschrijft de Bijbel de Schepper als degene die
“alle dingen ophoudt door het woord zijner kracht. Hebreeën 1:3
Onze planeet weegt 6.600.000.000.000.000.000.000 ton en beschrijft geruisloos stil haar cirkelbaan alsof God haar vasthoudt aan het niet.
Job 26:7
De titanische krachten in het kosmische wentelen, zijn door geen denkbeeld te achterhalen. Reuzenplaneten in miljoenengetal cirkelen over de banen der oneindigheid, berekend in lichteeuwen! Roept die aanblik niet om een herdruk van de Psalmen met sommige verzen in hoofdletters?
DE HEMELEN VERTELLEN GODS EER, EN HET UITSPANSEL VERKONDIGT HET WERK ZIJNER HANDEN…
Psalm 19:1-2
Hoewel wij slechts in een wazige spiegel zien (1Korintiërs 13:12) voelen wij ten volle het heilige aan. Hier rust dat onuitsprekelijk woord, dat de grootste aller werkelijkheden vertolkt: – GOD -, de hoogste reden van onze bestemming.
Hij die de leliën vormt op het veld is dezelfde die de miljarden planeten in de ruimte wierp. Hoe machtig klinkt hier het eeuwig Halleluja!
Ik weet, mijn redenering berust op een verouderde stelling, het is geen gangbare munt in onze technische eeuw, het is een stelling van de ouderwetse Bijbel:
Want wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sinds de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien.
Romeinen 1:20