De profeet Ezechiël werd door de Here geplaatst in het midden van een grote vallei. Toen hij rondom zich zag, kwam hij tot de ontzettende ontdekking, dat het een vallei was, bezaaid met dorre doodsbeenderen. Het leek op een groot slagveld, waar men de tijd niet had gehad om de verslagenen ter aarde te bestellen. De lijken waren blijven liggen. Ze waren vergaan en nu lagen nog de dorre doodsbeenderen in het zonlicht te bleken.
De Here deed hem hier doorheen gaan. Het ontbindingsproces was zo ver voortgeschreden, dat de profeet van de beenderen getuigde, dat ze zeer dor waren. Die dorre doodsbeenderen tekenden het Israël van die tijd. Jacob’s nakroost was in smadelijke ballingschap naar Babel weggevoerd. Eens Gods volk, nu verstrooid onder de volkeren in een heidens land. Het was gedaan met Israels volksbestaan.
Zou Israël nog naar Kanaän terug keren ?
Zou Jeruzalem, de stad van de grote Koning, nog worden opgebouwd?
„Mensenkind, zullen deze beenderen levend worden ? “
Het is je bij het lezen van de profetie van Ezechiël opgevallen, dat de Here hem telkens toespreekt met de naam “mensenkind”. Wat wordt bedoeld met deze naam? Wat is die naam van mensenkind uitnemend geschikt om de sterveling aan te duiden – de mens met al zijn eigenwaan en ambities, moet sterven van zijn hoogmoed en zelfverheerlijking. Wat is een zondig mensenkind, zo broos en vergankelijk, tegenover de Almachtige en Heilige en rechtvaardige God!
Wat zal de profeet als antwoord geven op de vraag, die de Here hem heeft voorgelegd ?
Van menselijke zijde bezien, was het onmogelijk dat dorre doodsbeenderen nog ooit levend zouden worden.
Voor Israël in Babel waren schijnbaar alle verwachtingen afgesneden. Wat voor Israël in zijn geheel geldt, geldt ook voor de enkeling, voor Gods volk vandaag.
Als een zondaar bij het ontdekkende licht van Gods genade zich voor het eerst op een andere manier gaat bezien, lijkt zijn toestand hopeloos. Zou er voor zulk een zondaar, die tegen al de geboden Gods gezondigd heeft, nog genade te vinden zijn ?
Toch durft de profeet de mogelijkheid op redding niet ontkennen. Immers, wat bij de mensen onmogelijk is, dat is mogelijk bij de Here. De Here is de machtige. En daarom antwoordt de profeet vol eerbied : Gij weet het, Here, Here.
Letten we nog eens een ogenblik op Gods gemeente, het geestelijke Israël. Is de massa geesteloos en dor? Zie de afval! Zonde en ongerechtigheid nemen toe! We dwalen af van het woord, rationaliseren, maken er ons eigen evangelie van, zoals het ons beter uitkomt en verschuilen ons erachter dat God niet veroordeelt, want Hij is een God van liefde.
Toch moeten we op de vraag, of dat geestelijke Israël nog ooit uit die jammerlijke toestand van geesteloosheid zal opstaan, ten antwoord geven, dat de Here het alleen weet. Wat moet de profeet beginnen ? Moet de profeet de beenderen die bij elkaar horen, weer samen zoeken, om ze weer aan elkaar te hechten? Zal het hem gelukken om in het dorre volksbestaan van Israël nog nieuw leven te blazen? Neen, die wedergeboorte en levensvernieuwing geschiedt alleen door de macht van het Woord des Heren.
De profeet heeft alleen maar te getuigen : „Profeteer over deze beenderen en zeg tot deze: Gij dorre doodsbeenderen, hoort des Heeren Woord; zo zegt de Here Here tot deze beenderen : Zie, Ik zal de geest in u brengen en gij zult levend worden en Ik zal zenuwen op u leggen en vlees op u doen opkomen, en een huid over u trekken en de geest in u geven, en gij. zult levend worden en gij zult weten, dat Ik de Here ben”.
Wat een dwaasheid lijkt het, dat een profeet zijn getuigenis zal richten tot dorre doodsbeenderen. Die dorre doodsbeenderen kunnen toch niet horen. Wat zal het baten?
Wat voor een volk in zijn geheel geldt, is ook van toepassing op de enkeling. Het schijnt zo dwaas om aan arme zondaren, die geestelijk blind en doof zijn, het Woord des Heeren te prediken. En dan rijst de vraag: Vanwaar komt zulk een geloof ? Van de Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie.
In deze “ossos seccos” zie je de passage verfilmd (Spaanse bewoording). Met je Bijbel erbij zie je woord voor woord dit visioen… Een visioen dat reikt tot het einde, wanneer uit dit knekeldal – of dit kerkhof, want dat is deze planeet geworden – de oogst voor God zal herrijzen, wanneer Jezus’ stem zal klinken: “Komt gij gezegenden Mijns Vaders, beërft het koninkrijk dat voor u is bereid…”
